René Martens was geen lepe

René Martens zit op een donkere, regenachtige avond voor de televisie. Daar wordt De Kortste Quiz vertoond, met als vraag: Hoe heet de laatste berg uit de Ronde van Vlaanderen? Martens veert niet op. Zijn vrouw Annie wel. ,,De Bosberg!’’, roept ze.

Natuurlijk weet René Martens (50) uit Hasselt-Kermt wat de laatste klim is in Vlaanderen. Hij won de wedstrijd zelf, in 1982. Martens reed dat jaar in dienst van DAF. Zijn ploegmaat Hennie Kuiper had hem gezegd dat hij maar eens weg moest springen. Dat deed Martens dus. Vlak voor de Muur van Geraardsbergen kwam hij bij een kopgroepje. Op De Muur stond José de Cauwer, assistent-ploegleider bij DAF. De Cauwer zei dat hij maar eens vol door moest rijden. Dat deed Martens dus. In zijn eentje reed hij naar de finish in Meerbeke. Ongevraagd noemt hij het verzet van die dag. 53 x 12. En met lange crancks van 172.5 centimeter. ,,Dat vonden ze zot in die dagen. Ik heb op dat verzet veertig kilometer alleen op kop gereden, met de achtervolgers op twintig seconden.’’

Vlaanderen 1982 was hoogtepunt één in dertien profjaren (1978 – 1990). Hoogtepunt twee: Bordeaux-Parijs 1985. Martens begon goed getraind aan het avontuur van 585 kilometer. Annie was hem een paar dagen voor de koers nog eens gaan ophalen, ergens achter Antwerpen, waar hij tijdens een stevige trainingstocht verzeild was geraakt. ,,Volledig kapot heb ik hem thuis gebracht, plat in de auto.’’

De wedstrijd zelf verliep goed. Annie volgde de koers en belde vanuit elke telefooncel die ze tegenkwam naar het thuisfront. ,,De tweede keer heb ik gezegd: wie hem vandaag klopt wint!’’ Mooi dat er niemand was die Martens klopte. Op verzoek komt de videoband van die Bordeaux-Parijs uit de kast. Martens kijkt zelf ook mee. ,,Ik geloof niet dat ik deze video al ooit gezien heb.’’

In beeld rijdt een sterke man met een stevige kop. Die kop is niet veel veranderd in twintig jaar. Niet veel grijzer en niet veel ouder. De commentator heeft het over ‘Martens, un coureur dur à cuire.’ Een harde, ‘moeilijk te verteren’, vertaalt Annie.

Op tv ligt Martens ver voorop in de wedstrijd, in de huiskamer weet hij zich nog goed te herinneren wat koersbaas Felix Lévitan op dat moment tegen hem zei. ,,Ge moet zo rap niet rijden, de verschillen worden te groot.’’ Hennie Kuiper zou die dag binnenkomen als vijfde, op bijna 19 minuten. Jan Jonkers werd achtste op ruim drie kwartier.

Bordeaux-Parijs, Ronde van Vlaanderen, maar het mooist vindt René Martens zelf hoogtepunt nummer drie, zijn Tourrit in 1981. ,,De Tour is het schoonste wat er was. Ik was al een paar keer dichtbij een ritoverwinning geweest. Op de Champs Elyseés was ik in 1978 tweede. We reden toen met vier strijkijzers voorop, Fedor den Hertog en Henk Lubberding waren erbij en Knetemann won.’’

En in 1980 dan? Martens reed voorop met Thévenet, dacht dat het moment was gekomen om de twaalf er weer eens op te gooien en naar de zege te rijden, komt de ketting tussen de pignon en het kader te zitten. ,,Mijn achterderailleur was afgesteld voor acht tandwielen, maar omdat ik lek had gereden had ik nu een pignon met zeven kransjes erop. Zo kwam dat.’’

Dus toen Martens in 1981 dan de rit van Nantes naar Lemans won, voor Regis Clère en Gilbert Duclos-Lasalle, was hij heel erg blij. ,,Het was de schoonste dag van mijn leven’’, zegt hij, en veel meer woorden hoeven daar verder niet bij. Zoals Martens ook kernachtig kan uitleggen hoe je dat nou volbrengt, zo’n onmetelijk lange koers als Bordeaux-Parijs. ,,Trappen.’’

Voor Martens draaide het fietsen gewoon om trappen. Nog steeds trouwens. Elk jaar rijdt hij zo’n tienduizend kilometer. Voor de grap is hij een tijd geleden met wat maten nog eens vroeg van huis vertrokken. Vierhonderd kilometer verderop zijn ze gestopt. ,,In Epinal.’’

Winnen was nooit de ambitie van René Martens. Hard rijden, dat wel. Trots kon hij na een wedstrijd vragen aan zijn vrouw Annie of ze had gezien hoe hij op kop had gefietst. Het hele spel was weer eens in stukken gebroken. Annie vond dat ook wel mooi, maar zat vaak nog met een vraagje. ,,Heb je iets verdiend?’’

Martens stond niet bekend als een lepe. Hij kwam een keer thuis met wat geld omdat iemand hem in een kopgroep een bedrag had geboden om te mogen winnen. Martens was akkoord gegaan maar was iets vergeten. Zijn ploeg had die dag een overwinningspremie uitgeloofd, groter dan de som die hij van de winnaar had gekregen.

In de schaal Ward Sels zat hij eens in een kopgroep met Ortaire Goossens, een rappe amateur. Voor die ene keer nam Martens zelf het initiatief tot een slagje, want verliezen van een amateur, eentje met een baard en ongeschoren benen bovendien, dat ging hem te ver. ,,Dat is de enige keer geweest dat hij het slim heeft gespeeld’’, zegt Annie.

Martens één, Goossens twee. 

,,Als hij mijn ambitie had gehad’’, verzucht Annie. ,,Mijn ambitie en dan een beetje preparatie erbij, dan wint hij elk jaar een klassieker.’’

Maar ja.

,,Ik hoefde niet te winnen. Ik reed voor mijn plezier. Als ik bezig was, was het goed. Toen ik stopte met fietsen dacht ik dat ik dood ging. Alles deed zeer, dus na een maand ben ik weer begonnen.’’

En de preparatie?

,,Ik ging naar de Tour zonder vitaminen. Een kwart van de andere mannen had hun valies vol, maar ik had niks. Er was direct alarm. ‘We hebben hier een domme Limburger die denkt naar de Tour te komen zonder preparatie.’ Ik heb het wel gedaan, maar dat gelooft toch niemand.’’

Dat stempel van domme Limburger hebben ze Martens wel vaker opgedrukt. Hij is er nooit van ondersteboven geraakt. ,,Ik zit daar niet mee. Maar ik had destijds wel graag het verstand gehad van nu, dan was er meer uitgekomen. Boonen en Van Petegem zijn mannen die dat hebben; op jonge leeftijd het verstand van een vijftiger.’’

Maar verder neemt Martens de dingen zoals ze zijn geweest. Echtgenote Annie is feller. ,,Dat kampioenschap van België, toen Carlo Bomans won, weet je dat nog? René lag voorop, ze gaven hem al gewonnen, maar hij zat aan zijn versnellingsapparaat. Ketting er weer af. Daar ben ik nog altijd niet goed van.’’

Martens zelf vindt dat ook nog jammer, want voor het kampioenschap van zijn land was de ambitie er net wél. Maar goed. Vandaag de dag heeft hij een mooi leven, dankzij het fietsen. Annie geeft les aan school, bewegingsopvoeding, René lost problemen op aan opgeleverde woningen van bouwbedrijf Kumpen. Grote baas Paul Kumpen reed destijds op de derny voor Martens bij Bordeaux-Parijs, zo kennen ze elkaar. Een keer of zeven per jaar gaan ze samen op vakantie. Fietsen, wintersport, naar een jacht te Saint Tropez. Martens geniet ervan. In plakboeken van vroeger kijkt hij nooit, want die heeft hij niet. Teren op oude roem, niks voor René Martens. ,,Er zijn hier mensen in de buurt die zelf koersen en niet weten wie ik ben’’, vertelt hij. Het is voor hem niet meer dan een feit. Net zoals het een feit is dat hij dus die Ronde van Vlaanderen won. Er zijn Vlamingen die van minder zot worden, maar daar hoort Martens niet bij. Die zotte Vlamingen kwamen vroeger bijeen in het café van de ouders van Annie, Café Van Veldeke in Spalbeek. Als René in de Tour zat, reed er elke nacht iemand vanuit het café naar Hasselt om daar Het Belang van Limburg op te halen. ,,Wij wisten meer van de Tour dan René’’, zegt Annie. René was ook met wielrennen bezig, maar anders. Neem nou die dag dat hij Vlaanderen won. Vanuit Meerbeke belde hij naar zijn schoonouders, die op zoontje Nico pasten. Martens was volledig bij de les en had slechts één praktisch onderwerpje ter bespreking. ,,We zijn wat later thuis. Hebben jullie nog genoeg luiers?’’