Marco Pinotti verlangt naar de Giro

Het had zijn zoon kunnen zijn, maar dat maakt niks uit. Gijs Zandbergen, Volkskrant-journalist , 52 jaar, schreef brieven naar Marco Pinotti , Italiaans beroepswielrenner, 29. Pinotti schreef nog terug ook. De briefwisseling staat nu in ‘Verlangen naar de Giro', een aanstekelijk boek van 127 bladzijden dat deze maand is verschenen.

Marco Pinotti uit Osio Sotto bij Bergamo , rijdt sinds 1999 als beroepswielrenner, eerst zes jaar bij Lampre, het huidige seizoen bij Saunier-Duval . Pinotti is niet helemaal een doorsnee renner. Hij voltooide zijn opleiding tot bouwkundig ingenieur en denkt wat meer dan gemiddeld na over de ins en outs van zijn vak. Maar dat wist Gijs Zandbergen niet toen hij Pinotti zomaar spontaan een mailtje stuurde, nadat hij had gelezen dat de renner zwaar was gevallen in de Bicicleta Vasca . Het antwoord van de Italiaan bleef eventjes uit, maar het ging wel ergens over. Van het een kwam het ander; een ontspannen en openhartige briefwisseling, met veel mooie verhalen en anekdotes, uit het hart van het peloton en uit het hart van Gijs Zandbergen, een wielerhart. Zandbergen bewees dat al meerdere malen, onder meer in boeken over Bart Zoet, over het ontstaan van de KNWU, over de geschiedenis van de Amstel-wielerploeg , en de interviewbundels ‘Alleen op kop' en ‘Een wielrenner die rijdt steekt zijn hand niet op.'

In zijn brieven aan Pinotti roert Zandbergen dingen aan die hem bezighouden op

wielergebied , en dingen die hij meemaakt. Het Nederlands Kampioenschap voor journalisten

bij voorbeeld, waaraan hij meedeed.

,,Daaraan deelnemen op je 51-ste is een vrij hachelijke onderneming, zeker als je er 250 kilometer voor naar Landgraaf in Zuid-Limburg moet rijden. Voor je het weet kun je weer naar huis. Gelukkig gaf het mijn vrouw Anneke een goede reden om een vriendin in Eijsden te bezoeken en zou er na afloop een koud buffet zijn. Als het niks werd kon ik altijd nog afslaan richting scampi's en garnalen. Misschien kon ik dat voor de zekerheid nog beter meteen na het vertrek doen, want volgens Hennie Kuiper eet een coureur eerst het bord van een ander leeg voordat hij aan zijn eigen bord begint. Ik heb te veel wielrenners zien eten om die opmerking niet letterlijk te nemen.''

Zo onbevangen en zonder opsmuk is het hele boek geworden. Ook Pinotti blijkt aardig uit de hoek te kunnen komen. Het is gewoon een vriendelijke vent, heeft Zandbergen ondervonden. Twee keer ontmoette hij de renner in Italië, eerst om de bedoeling van het boek te leggen en later om de puntjes op de i te zetten. Bij een van die ontmoetingen was Pinotti opnieuw net gevallen. Hij durfde er thuis niet veel over te zeggen tegen zijn vrouw en ouders, die vijfhonderd meter bij hem vandaan wonen, want al die gevaren onderweg op training en in koers, daar wil Pinotti zijn familie niet mee vermoeien. Toch ging de renner maar eens naar het ziekenhuis, toen de pijn wel erg bleef aanhouden. De hele familie ging mee. Er bleek iets mis met Pinotti 's ribben. ,, Toen waren de poppen aan het dansen.'' Italiaanse taferelen. Zandbergen lacht smakelijk als hij het verhaaltje vertelt. Hij vindt het ook prachtig dat Pinotti dankzij het schrijven van de brieven status in zijn ploeg heeft verworven. Dat heeft te maken met de voorpublicatie van enkele van Pinotti 's brieven in De Muur van oktober vorig jaar, want wat gebeurt er op het moment dat Saunier-Duval traint op de baan in het Zwitserse Aigle , bij het hoofdkantoor van de UCI? Hein Verbruggen komt op Pinotti af en zegt: ,, Wat heb jij een mooi stuk geschreven in De Muur.'' En Zandbergen zegt: ,, In de ploeg is hij nu al een held. Dat vind ik zo leuk, het heeft me geweldig veel goed gedaan.''

Grote geheimen uit de wielrennerij van vandaag de dag, worden in het boek niet onthuld, maar Zandbergen vindt dat niet erg. Niet weten hoe het precies zit, dat is voor hem juist het mooie van de koers. Je weet maar nooit hoe de wedstrijd precies is gereden. Wie zat in de slag met wie, welke oude rekeningen stonden er nog open, waarom heeft de winnaar gewonnen? ,, Je eigen invulling van de waarheid moet een kans krijgen. Niet weten is leuk.''

Zandbergen ziet wielrennen niet alleen als sport, maar meer als een sociologisch verschijnsel, als een afspiegeling van de maatschappij. ,, Daarom is het niet zo raar als een gluiperd wint. Als fenomeen is dat veel interessanter dan Pieter van den Hoogenband die harder zwemt dan de anderen.''

Wielrenners hebben ook tijd om onderweg te praten, om eens iets met elkaar door te nemen, een strijdplan te ontwikkelen, en om dan vervolgens iets anders te doen dan afgesproken, eventueel. Behalve in een tijdrit dan. ,, Daar is niks aan'', vindt Zandbergen.

Bergetappes zijn aan hem ook niet zo besteed. ,, Het lijden en zwalken in de achterhoede brengen ze niet in beeld, en vooraan rijden de mannen in vorm fris voor de overwinning.'' Geef Zandbergen maar vlakke ritten, met spanning tot het eind. De moderne oortelefoontjes mogen wat hem betreft weer snel afgeschaft worden. Renners gaan er van rijden als robots, demarreren op commando, dat is toch niks? Lekke banden zelf plakken, net als vroeger, dat zou Zandbergen wel wat lijken. Doping? Niet zo erg, als renners er maar niet aan kapot

gaan . Zandbergen snijdt het onderwerp doping al vrij snel aan in een van zijn brieven. Zonder moeilijk te doen vraagt hij er op los. Dan maar ruzie. Dat is voor Pinotti geen alledaagse kost. ,, Hij is gewend dat mensen hem naar de ogen kijken. Daar heb ik geen last van. Ik hoefde niet zijn vriend te worden. Zonder hem heb ik ook een plezierig leven.''

Toch lezen de brieven alsof ze zijn geschreven door twee vrienden. Gijs snijdt dingen aan over de geschiedenis van de wielrennerij, Marco vertelt over zijn ontsnapping in Luik-Bastenaken-Luik , Gijs legt Marco uit dat waarom hij maar het best een vedette kan worden en moedigt hem aan, Marco antwoordt dat hij daar wel aan wil werken. En ondertussen staan er een heleboel dingen in de brieven die iedereen wel wil weten.

Joop Zoetemelk hoefde het boek van Tim Krabbé, de Renner, niet te hebben toen de Zandbergen het eens voor hem meebracht bij een interview. ,, Er staan geeneens plaatjes in'', grijnsde Joop.

Tijdens een fotosessie in januari in Val di Castello , zag Pinotti de Rabobankploeg voorbij komen die daar ook haar trainingskamp had opgeslagen. Leipheimer en Boogerd reden op kop en trokken hard door.

Volgens Zandbergen kreeg Jans Koerts eens luid applaus van zijn collega's in de Ronde van Langkawi toen hij een omhoog stuiterend fietscomputertje wist te vangen dat van een fiets was gevallen. Volgens Pinotti klopt dat verhaal als een bus. Hij was erbij. Het was het computertje van zijn ploeggenoot Barbero , die nog zei dat iemand met zulke reflexen als Koerts ook op andere terreinen een geestelijk scherp persoon moest zijn.

De leukste verhalen en anekdotes in het boek komen uit de pen van Gijs Zandbergen. Geen wonder ook. Hij is de journalist, de schrijver en al wat ouder. Zijn blik is ruim. Pinotti , de renner die zijn zoon had kunnen zijn, heeft een wat eenzijdiger bestaan. Hij moet hard fietsen en is daar serieus mee bezig. Dat is voor hem het belangrijkst, zoals wel bleek tijdens de Ronde van Nederland, toen Pinotti en Zandbergen elkaar even ontmoetten. Zandbergen wilde een praatje maken, maar dat ging moeizaam. De renner kwam niet goed los. Hij was veel te zenuwachtig. Hij moest koersen.

Uit Wielerrevue april 2005