Jos Lammertink is harder dan hard

Jos Lammertink zit nog geen twee tellen in de bank of hij is al op stoom. Zonder omhaal vertelt hij zijn verhaal. Het gaat grotendeels over zijn laatste nieuwe ziekte. ,,Die heet net als dat computermerk IBM’’, had Lammertink vantevoren al gezegd, voordat hij een mailtje stuurde met informatie over deze aandoening. IBM tast de spieren aan. ,,Het is zwaar shit. Je gaat alleen maar achteruit. Dat is super frustrerend.’’

‘De laatste nieuwe ziekte van Lammertink’, dat klinkt hard, en zo is het ook. Hard. Net als Lammertink zelf. Keihard. Het is ook niet te veel gezegd, de laatste nieuwe ziekte van Lammertink. Ga het rijtje maar na. Eerst Pfeiffer, dan een schildklier die het zowat volledig laat afweten, dan jicht, de jicht mondt vervolgens uit in reuma en tenslotte nu dus IBM. Eén op de 150.000 mensen heeft het. De letters staan voor inclusion body myositis. De aandoening breekt – kort gezegd – spieren af, die niet meer terugkomen. Dus zegt Lammertink in de eerste minuut van zijn relaas: ,,Ik belde vorig jaar het Academisch ziekenhuis in Nijmegen en zei: ‘Ik wil graag weten hoe lang het nog duurt voordat ik in een rolstoel zit.’’

Maar nu eerst het fietsen en de klasse, want dat Jos Lammertink uit Wierden, 46 jaar inmiddels, in zijn jonge jaren gold als een uitzonderlijk talent, een hardrijder zonder weerga, dat zal iedereen beamen die hem destijds heeft meegemaakt. ,,Als er in mijn juniorentijd acht klassiekers in een jaar waren, dan won ik er acht.’’

In die tijd wordt hij voor het eerst Nederlands Kampioen, op de weg en in het veld. In het veld als aspirant, nieuweling en twee keer als junior. Op het Nederlands kampioenschap voor clubteams in Dronten wint hij als junior en als amateur met De Zwaluwen uit Almelo. Als individueel amateur behaalt Lammertink zijn zesde Nederlandse titel en wint hij Olympias Tour. In zijn eerste profkoers, de Grand Prix Saint Raphaël, wordt hij één. Dat is in 1980. Met de overgang naar de beroepsrenners heeft Lammertink geen problemen. ,,Het ging allemaal goed.’’

Lammertink rijdt van 1980 tot en met 1989 bij de beroepsrenners. Twee jaar HB Alarmsystemen, één jaar B&S Elro/Snacks, één verloren jaar bij het Italiaanse Vivi-Benotto, drie jaar bij het Panasonic van Peter Post en drie jaar bij TVM. Hij wint 38 koersen. Twee etappes in de Ronde van Spanje, het Nederlands Kampioenschap in 1986, Kuurne-Brussel-Kuurne in 1984. ,,Ik reed toen net bij Panasonic en was een dag ervoor vijfde geworden in de Omloop Het Volk. Jules de Wever, de assistent-ploegleider, zei daarna tegen mij: ‘Morgen is het uw koers.’ Ik heb toen de hele nacht niet geslapen, maar ik won wel. Toch had ik liever niet de druk van de kopman. Ik kickte erop dat ze me zagen als de sterke Jos, die af en toe zo hard op kop kon rijden dat ze ‘ho’ moesten roepen. Gewoon als knecht, zo functioneerde ik het best.’’

Dat Lammertink inderdaad tien jaar best functioneert als beroepsrenner mag een wondertje heten, want in zijn eerste profseizoen begint het gedonder. Vlak voor de Amstel Goldrace heeft hij koorts, maar hij doet wel gewoon mee. Eenendertigste wordt hij nog. Vanaf dat moment voelt Lammertink zich vaak moe. Hij kan de trap zowat niet meer op. Zijn fenomenaal lage hartslag van 28 in rust, begint op te lopen. Maar, denkt hij, dit is dus het bestaan van een beroepswielrenner. Dit is het beroemde afzien. En zijn collega’s zeggen: ‘je moet niet zeuren.’ Dus start Lammertink in de Ronde van Spanje om er nog de negende rit te winnen, wint hij de criteriumreeks Zes van Rijn en Gouwe en rijdt hij de Ronde van Zwitserland. Alleen dat slappe gevoel gaat maar niet weg. Toch maar eens naar de dokter. Wat blijkt? Pfeiffer. ,,Daar heb ik vijf maanden mee gereden. Achteraf zie ik dat als de bron van alle ellende. Ik had me toen koest moeten houden.’’

Vijf jaar later is het net alsof ‘Pfeiffer’ weer terug is. Soms wordt Lammertink vijfhonderd meter na de neutralisatie al uit de wielen gereden. Hij lijkt ook wat in de war. ,,Als iemand iets vroeg gaf ik al antwoord voordat ik de vraag wist.’’ Wat blijkt? ‘Pfeiffer’ heeft een souvenir achtergelaten. De schildklier is aangetast. Hij werkt nog maar voor vijf procent. ,,Bij nul procent ben je dood.’’

Met een uitgekiende medicatie van hele lage doseringen schildklierhormonen komt het weer goed,. In 1986 wordt Lammertink Nederlands Kampioen. ,,Dat had ik te danken aan het collectief van Panasonic’’, zegt Lammertink nu, maar hij heeft zich die slopende warme dag op de Slingerberg wel zelf moeten uitputten. De titel levert een ticket op voor de Tour. In de vierde rit valt hij met zijn hoofd op de grond terwijl hij op kop sleurt voor de sprinters Vanderaerden en Eddy Planckaert. Mensen die de beelden van de val hebben gezien, praten er nu nog over.

Een jaar later steekt de jicht de kop op. ,,Dat begint in je grote teen. Die deed zo zeer dat ik een stuk van mijn schoen afknipte en er dan weer een sok over deed om het te camoufleren, want ze mochten bij TVM niet weten wat er aan de hand was. Ik had daar net een contract getekend.’’ Zo overwint Lammertink het ene lichamelijk ongemak na het andere, steeds onder de motto’s ‘willen is kunnen’ en ‘wat moet dat moet.’ Nu, met de wijsheid van 2004, zegt hij: ,,Ik ben altijd zo hard voor mezelf geweest dat ik mezelf te gronde heb gericht. Achteraf kun je toch te veel willen, zeg maar.’’

Na zijn profloopbaan gaat Lammertink in 1990 werken als groepsleider van moeilijk opvoedbare jongens. Hij dwingt respect af met zijn fietsverleden, zijn imposante gestalte en zijn kracht. ,,Als ik zei dat ze naar boven moesten en ze gingen niet, dan bracht ik ze naar boven.’’

Het loopt goed, totdat de gewrichtsklachten wat te erg worden. Lammertinks enkel en heup doen het niet meer. Hij verrekt van de pijn en krijgt van vier verschillende artsen – onafhankelijk van elkaar - pijnstillers, alles bij elkaar enorme doses. Hij wil koste wat kost normaal blijven werken, en weet dat hij zich daarbij geen zwakte kan permitteren. Daar zijn zijn lieve jongens toch net te iets veel aasgier voor. ,,Kun je je herinneren dat er in 1994 in Amsterdam een sigarenboer is doodgeschoten? De dader heb ik ook in mijn groep gehad. Ik vind dat die jongens geen schuld hebben aan hun gedrag, want ze hebben allemaal een moeilijk verleden, maar als ze je zwakke plek weten, gaan ze juist dáár slaan.’’

Toch blijkt het op den duur niet haalbaar, vier porties pijnstiller. Lammertink biecht zijn probleem op en de bedrijfsarts zegt: ,,Als je nog geen maagzweer hebt, dan krijg je er één.’’ Lammertink verhuist naar kantoor. Ondertussen volgt hij een soort chemokuur om de reuma te beteugelen, één keer per week. Een mens wordt er doodziek van, maar het helpt wat.

Omdat hij zijn geld voortaan meer met zijn mond dan met zijn lijf moet verdienen stapt hij qua werk over naar een groep installatiebedrijven, waar hij nu hoofd personeel en organisatie is. En al die tijd is hij blijven fietsen. Alleen, dat gaat steeds slechter. ,,Ik moest op het laatst kerels van zestig jaar vragen of ze na een bocht niet te hard wilden aanzetten, want anders kon ik ze niet volgen. Als ik een viaduct op moest zakte ik er doorheen alsof het Alpe d’Huez was.’’

Via via komt Lammertink in het Academisch Ziekenhuis in Nijmegen terecht, waar ze met een grote naald proberen spierweefsel uit zijn dijbeen te halen, voor onderzoek. Dat mislukt, want er zit bijna geen spierweefsel meer. IBM heeft zijn intrede al gedaan en een groot deel van de spieren verwoest. Het is 2003 en Lammertink weet waar hij aan toe is. Beter zal het niet meer worden, slechter wel, het proces is niet te stoppen. ,,Dan stort je wereld wel in.’’

Lammertink koerst af op de wao, werkt nog twee dagen per week op de zaak en een deel thuis, is soms van bijna niks doen net zo moe als vroeger na een klassieker, en krijgt voortdurend het deksel op zijn neus. Pas nog, op een familidag. Bij het kleiduiven schieten kan hij de terugslag van het geweer niet opvangen en moet hij het laten vallen. Een nichtje van elf schiet vervolgens moeiteloos raak. ,,Dan voel je weer even wat voor een kneus je bent’’, zegt hij, waarna hij een tijdje wegkijkt en vervolgens door zijn ogen wrijft.

Lammertink is lid geworden van de Vereniging Spierziekten Nederland en bezoekt af en toe een patiëntendag. Iedereen krijgt daar een stickertje waar zijn ziekte op staat, behalve dan de mensen met een aandoening aan de huid, want dat zie je zo, zegt hij, kort lachend. De gesprekken op zo’n dag gaan over de nieuwste rolstoelen en dat je tegenwoordig ook modellen hebt met een piepje als ze achteruit rijden, net als bij een vrachtwagen. 

Uit Wielerrevue december 2004