Huub Zilverberg laat de harmonie staan

 De harmonie stond aan de Belgische grens bij Poppel. Het was 1962 en Huub Zilverberg uit Goirle, een paar kilometer verderop, had een etappe gewonnen in de Tour de France. De harmonie stond er dus niet zomaar. Ze zouden de renner eens gaan verwelkomen met een mooi stukje muziek. ,,Ik moest daar niks van hebben natuurlijk. Ik ben ze voorbij gereden.’’

Toch niet niks, een Touretappe. Quimper-Saint Nazaire, in dit geval. ,,Het was 210 kilometer, dat weet ik nog wel. Ik reed trouwens goed die Tour, en die dag helemaal. Armand De Smet en Willy Schroeders uit onze ploeg hadden lek gereden, die had ik al teruggebracht. En onze kopman Rik van Looy wou de zaak uit elkaar trekken. Het ging hard. Op een zeker moment reden we de baan op, het was meer een paardenrenbaan, geen sintel. Bas Maliepaard en ik reden op kop, Maliepaard achter de motor, en ik bij hem in het wiel. Achter ons was een valpartij. Bas klopte mij normaal 99 van de honderd keer in de sprint. Vijfhonderd meter voor de aankomst ging ik achter hem weg.’’

En dat in Zilverbergs debuutjaar bij de profs, waarin hij ook al een rit in de Ronde van Italië op zak had gestoken. Zilverberg, 66 inmiddels,. heeft het verhaal al vaak verteld. Hij heeft er ook nog een wat vage foto van. Niet dat hij alles van zijn carrière thuis bewaart. Jaren geleden heeft hij al zijn knipsels eens in bruikleen gegeven, ‘aan een vrijgezel uit Ulicoten.’ Die houdt alles netjes bij. In de woonkamer in Goirle herinnert bijna niets aan het wielerverleden van de vuttende postbode die hier woont. Alleen naast de televisie, daar staat een vaas van die rit in de Ronde van Polen, bij de amateurs. En op een tafeltje de rouwfoto van Gerrie Knetemann.

Ja, wat heeft Zilverberg nou eigenlijk overgehouden aan het wielrennen? Vrienden en verhalen. ,,Om de veertien dagen zie ik Henk Nijdam nog. Die woont in Breda. Daar fiets ik dan op mijn gemakske naartoe, dat ik niet zweet. Henk wil niet veel meer van het wielrennen weten. Hij is alle twee zijn benen kwijt, maar als ik er ben doet hij daar niet zielig over. Pas nog, vraagt iemand aan hem, ‘hoe is het Henk?’ ‘Wadenkte, verrèkkes goed. En nou eruit of ik schop je naar buiten.’ Maar ja, als hij alleen is, zal hij zijn moeilijke momenten wel hebben.’’

Nijdam en Zilverberg waren slapies in de Televizierploeg, in 1966. Dat was zo’n beetje halverwege Zilverbergs loopbaan, die van de grond begon te komen met zijn zege in Olympias Tour in 1959, gevolgd door een overwinning in de Ronde van Vlaanderen voor onafhankelijken twee jaar later. In 1962 tekent Zilverberg bij Rik van Looy, bij Faema Flandria. Tot 1969 blijft hij beroepsrenner, bij achtereenvolgens GBC-Libertas, Flandria Romeo, Acifit, Televisier-Batavus, nog een jaar Televizier-Batavus en tot slot twee seizoenen Willem II-Gazelle. Altijd als goedmoedig knecht, wars van gedoe en verering, met een goed oog voor de verdiensten.

,,Een keer op het Isle of Man, een koers van 160 kilometer. Ik was 140 lang kilometer weg, maar in de finale komen er twee Fransen en Tommy Simpson bij. Ik zeg tegen Simpson, gij moet hier natuurlijk winnen, da’s niet zo moeilijk. Dus ik pak die Fransen terug in de finale, Simpson wint. Hij zou betalen. Ik ga naar hem toe, ik krijg nog geld, wittenie. Hij wou het eerst niet geven, maar toen ging Rik van Looy er voor mij achteraan. Anders had ik het nou nog niet gehad. En zo zijn er meer van die dingen geweest.’’

Zilverberg hoor je niet klagen. Hard fietsen kon hij als de beste, maar met zijn bescheiden rol binnen de ploegen waarvoor hij reed, heeft hij vrede. Altijd gehad ook. ,,Als nieuweling en junior was ik fanatiek, maar toen het nodig was, als prof, werd dat een bietje minder, als ik naar de uitslagen kijk. Maar als mensen weten dat ik wielrenner ben geweest, doen ze soms net of ik koning ben. Ik heb toch ook wel eens iets gekund, denk ik dan.’’

En dan komen toch ook de verhalen van ‘net niet’ of ‘het had gekund.’ ,,Ik had twee Touretappes kunnen winnen. In 1967 was ik met Rolf Wolfshohl vooruit, en ik had hem beloofd niet mee te sprinten. Ik heb de hele tijd in zijn wiel gezeten. Op het laatst had ik hem zo kunnen pakken in de sprint, maar ja dat deed ik niet. Zo’n type ben je dan.’’

,,In 1968 was er helemaal geen sfeer in de Tourploeg en er werd niks verdiend. Ik dacht, moet ik nou weer wittewel een hele Tour rijden voor duizend gulden. Daar gaf ik niet veel om, wittenie. Opgeven deed ik niet, maar in de vierde rit naar Rouen kwam ik te laat binnen, niet per ongeluk. Zo’n mentaliteit moet je dan niet hebben, want ik zat bij Jan Janssen in de ploeg en die won die Tour. Ik moest nog bij Willem Duys op televisie komen om te vertellen hoe dat nou was om thuis te zitten terwijl Janssen had gewonnen. Dat was trouwens ook een hele ervaring, naar Willem Duys.’’

Nog zoiets moois. Het verhaal van de koelcel, een klassieker uit de Tour van 1967. Bloedheet natuurlijk, in de binnenlanden van Frankrijk en nergens water. Hoe ging dat in die tijd? Dan werd een winkel of een café zowat overvallen door de renners. Die dag deden Jos van der Vleuten, Huub Harings en Huub Zilverberg dat ook. Ze wilden koude drank, en schoten achter een café een koelcel binnen met varkens aan de haak en kratten bier in stapels. Tot zo ver alles in orde, alleen die Van der Vleuten. Die gooide in zeven haasten de deur van de vriescel dicht zonder om te kijken. Huub en Huub zaten nog binnen. Ze konden er niet meer uit. ,,Ja, zo is het echt gebeurd’’, zegt Zilverberg. Later heb ik gehoord dat ze op een wielerbeurs de bidon te koop hadden die ik toen in die vriescel zou hebben achtergelaten, maar of die het ook echt was?’’

Zilverberg kan er goed om lachen. Niks dan mooie herinneringen heeft hij aan het fietsen. En toen het voorbij was, ‘heb ik een brief weggedaan om postbode te worden.’ Dat werd hij ook. Eerst in Delft, later in Tilburg en tenslotte twintig jaar in het buitengebied van Baarle-Nassau. Tot vier jaar geleden de vut lonkte.

Tijd om het fietsen bij te houden heeft Zilverberg nu genoeg. Vorig jaar was hij op de laatste reünie van oud-Tourrenners in de Beaujolais. Koers op tv volgt hij op de voet. Vroeger vond hij het mooier dan nou. ,,Ik ben van de oude stempel, is.’’ Maar ook weer niet helemáál ouderwets. Soms past Zilverberg op zijn kleinkinderen. Soms kookt hij thuis. Hazjee met rode kool. En ondertussen blijft hij in beweging op zijn moderne fiets, met klikpedalen. ,,Ja, daar zijn we in het begin allemaal wel eens mee omgevallen. Ik ook.’’

Niet dat het materiaal hem verder buitensporig interesseert. ,,Ik heb er nooit zoveel aandacht aan besteed.’’ Het weer, dat boeit hem meer. Deze avond regent het. Zilverberg kijkt eens goed naar de lucht en weet weer hoe het leven verder gaat. ,,Mèrrege nie trène.’’

Uit Wielerrevue februari 2005