Maarten Ducrot: ‘Smeets is een instituut’

Oud-beroepswielrenner Maarten Ducrot is co-commentator bij de NOS. Samen met Mart Smeets of Herbert Dijkstra probeert hij te duiden wat er gebeurt in grote profkoersen. Samen met  Frits van Bindsbergen, Geert Schipper en Gerrit Solleveld werd hij in 1982 wereldkampioen honderd kilometer ploegentijdrit. In 1985 won hij de Touretappe naar Epinal. In het dagelijks leven is Ducrot – afgestudeerd psycholoog – werkzaam als zelfstandig organisatie-adviseur.

Waar heb je de medaille van je wereldkampioenschap gelaten?

,,Die ben ik echt kwijt. Daar baal ik van. Op het moment dat je er middenin zit heb je niet door dat je iets bijzonders meemaakt, later krijg je spijt. Dat zie ik ook bij de renners van nu, aan de verbaasde blik waarmee ze de wereld in kijken. Ze hebben geen idee van wat er allemaal op de wereld gebeurt, ze zijn alleen maar met zichzelf bezig.’’

Heb je dan helemaal geen aandenken meer aan dat WK?

,,Jawel, want we werden ook tot sportploeg van het jaar gekozen, en dan krijg je een Jaap Eden-speldje. Dat zit op één van mijn pakken, dus elke keer als ik dat draag, ben ik wereldkampioen.’’

Honderd kilometer tijdrit gewonnen, dan was je dus een stoemper, een renner die urenlang keihard op het vlakke kan rijden.

,,Daar heb je weer zo’n aanname die niet klopt. Ik was helemaal geen stoemper. De Touretappe die ik heb gewonnen ging over een col van de eerste en een van de tweede categorie. De rit die ik won in de Coors Classic was ook echt bergachtig. Dus ga nou niet uit van het beeld dat iedereen heeft, blijf nou zelf kijken naar de feiten!’’

Dus je was een klimmer?

,,De bergen waren mijn terrein, en ik was ook een flyer, een stilist, maar ik moest dat allemaal zelf uitzoeken. De begeleiding was niet zo goed in mijn tijd. Ze noemden me de Koning van Biafra omdat ik zo mager was, en vonden dat ik meer moest eten. Maar ik had juist minder moeten eten, voor het klimmen was dat beter geweest.’’

Over begeleiding, je reed jarenlang in de ploeg van Jan Raas. In zijn column in het Algemeen Dagblad schreef Raas twee jaar geleden dat hij je ‘een rare vogel’ vindt. Zijn jullie gebrouilleerd?

,,Raas heeft een dik boek, en als je daar eenmaal in staat, kom je er niet gemakkelijk uit. Ik sta er ook in. Ik heb bij hem het label van de pastoor die het goed kan uitleggen, zonder verstand van wielrennen. Er is een verwijdering tussen ons gekomen. Daar heb ik met mijn – in de ogen van Raas softe - opstelling ook een bijdrage aan geleverd.’’

Hoe zou je Raas typeren?

,,Raas was een vuurvreter die in crisissituaties mensen over een dood punt heen kon helpen. Ik heb een onvoorstelbaar leuke tijd met hem gehad, we waren de wereld aan het veroveren. Maar Raas heeft ook mensen daadwerkelijk beschadigd. Ik merk dat hij de laatste tijd de aansluiting met het wielrennen kwijtraakt. Dat gun ik hem niet.’’

Je hebt eens gezegd dat je liever hebt dat je zoon Luc geen wielrenner wordt. Is dat nog steeds zo?

,,Nou, we hebben inmiddels ervaren dat hij een mega-talent is. Als we samen fietsen lost hij me binnen tien meter op een klimmetje. Ik pak hem dan terug door er een hele lange ronde van te maken, van een uur of drie. Op die manier kan zijn oude vader hem nog laten zien wat fietsen is.’’

Als Luc zo goed is, waarom wordt hij dan geen wielrenner?

,,Hij is niet geroepen tot het ambt, en ik kan hem moeilijk dwingen. Hij is nu negentien, en op zijn achttiende hebben we met een grote fles champagne het einde van zijn opvoeding gevierd. Vanaf nu kan ik hem alleen nog maar advies geven.’’

Je won meteen in je eerste Tour een rit. Er werd daarna dus veel van je verwacht.

,,Ik verwachtte zelf ook veel. Na die zege heb ik nog 105 keer aan de start van een Touretappe gestaan en al die keren rekende ik mezelf tot de potentiële kanshebbers. Door de druk die ik daarmee mezelf oplegde, heb ik in de Tour diverse keren verkrampt rondgereden. Maar het gaat me nu een beetje te veel over vroeger.’’

Hoezo?

,,De wielerwereld is heel klein en gesloten. Dat betekent dat er ook veel ouwe lullen in rondlopen die het allemaal beter weten. Die rol wil ik niet  spelen. Ik ben een jonge ouwe lul.’’

Goed, je bent gestopt als beroepswielrenner in 1991. Heb je het koersen steeds gevolgd?

,,Nee, ik heb me er vijftien jaar niet mee bemoeid. De eerste drie jaar heb ik zelfs de Ronde van Vlaanderen niet gekeken, ik wist niet eens wanneer die was.’’

Heb je ook niet afgetraind na je actieve loopbaan?

,,Nee, maar ik heb wel met mijn zwager en broer tien jaar lang de toerversie van Luik-Bastenaken-Luik gefietst. Daar waren we van maart tot augustus mee bezig.’’

Maar niet echt aftrainen schijnt slecht te zijn. Heb je daar nooit fysiek last van gehad?

,,Fysiek en mentaal zijn één, dat is bij iedereen zo, alleen zijn veel mensen zich daar niet van bewust. Maar dat gaat misschien een beetje te diep nu. Mag ik dit interview trouwens van tevoren even lezen?’’

Hoezo, vertrouw je het niet, of ben je bang dat het ingewikkeld wordt?

,,Nou, ik ben door schade en schande wijs geworden. Ik heb een keer gezegd: ‘als ik een goede dag heb en Hinault heeft een slechte, dan rijd ik hem eraf.’ Ik noemde dat voorbeeld om aan te geven hoe klein de verschillen zijn aan de top. Toen stond er boven dat verhaal: ‘Op een goede dag los ik Hinault.’

Dat is dan niet precies wat je gezegd en bedoeld hebt, maar toch ook weer niet zo heel erg?

,,Een ander voorbeeld dan: om uit te leggen hoe je als profsporter bezig bent zei ik een keer: ‘Als mijn vrouw uit het raam valt tijdens de Tour, rijd ik hem toch eerst uit.’ Dat kwam ook niet goed over. Ik ben daardoor jarenlang gebrouilleerd geweest met mijn schoonfamilie. Maar het meest pregnante voorbeeld was wel dat ik ooit heb gezegd dat ik in mijn tijd doping heb gebruikt, althans ik heb op doktersadvies een middel gebruikt dat nu verboden is. Journalisten zijn toen naar Raas gegaan en hebben hem gezegd: Ducrot vertelt dat hij in jouw ploeg doping heeft gebruikt. Sindsdien sta ik in dat boek van hem.’’

Je maakte je debuut als commentator op 04 04 04, bij de Ronde van Vlaanderen. Hoe zie je rol bij de tv?

,,Ik mag de verhalen vertelen. Mijn toevoeging is dat kijkers aannames doen over het verhaal die niet kloppen omdat ze niet middenin de wielerwereld zitten. Ze zien de patronen in het peloton niet.’’

Je geeft commentaar samen met Mart Smeets of Herbert Dijkstra. Hoe is je samenwerking met deze collega’s?

,,Bij Smeets krijg ik het veilige gevoel dat ik mijn ding kan doen en dat hij me opvangt als het moeilijk wordt. Als renner was ik ongelooflijk geïntimideerd door hem omdat hij een instituut is. Nu heb ik hem leren kennen als iemand die kan relativeren en als een oprecht gepassioneerde sportliefhebber.’’

En Herbert Dijkstra?

,,Bij Herbert ben ik veel meer een mede-drager van de uitzending. Herbert voelt zich op zijn gemak naast mij, ik kan hem rustig maken. Daar groeit hij van. En Herbert is veel beter dan ik in het aankondigen van een programma. Ik ben na vijf woorden al kwijt of het nou de 92ste of de 93ste Luik- Bastenaken-Luik is.’’

Met wie werk je het liefst?

,,Het is totaal verschillend werken. De autoritten met Mart zijn het mooist. Dan gaan we ‘wiellullen.’ Mijn vrouw zegt dat ze liever heeft dat ik met Herbert commentaar geef, omdat ik dan een prominentere rol heb. Bij Smeets kom ik minder aan bod.’’

Is het zwaar werk, commentaar geven?

,,Zwaar? Ik ben na afloop helemaal uitgemergeld. Ik ben de enige die altijd een handdoek op zijn stoel moet hebben. Het zweet druipt eraf. Ik zit helemaal in het scherm en in de wedstrijd, terwijl Mart lekker achterover blijft zitten.’’

Hoe bereid je je voor op een wedstrijd?

,,Ik bezoek de dag voor een klassieker de hotels van de renners. Daar heb ik korte, soms nietszeggende gesprekjes met renners en andere betrokkenen. Ik hoef ook niet veel te praten, wat ik goed kan is naar mensen kijken. Goed kijken zegt me veel meer dan een interviewtje.’’

Je werd net begroet door een oud-collega. Oud-coureurs onder elkaar hebben een speciale band waar buitenstaanders nooit tussen komen. Toch?

,,Ja, cowboys in westerns hebben dat ook. Je hebt samen gereden, samen risico’s gelopen, dat is iets wat jij nooit hebt beleefd. Ik heb als commentator recht van spreken omwille van dat verleden. Het is aan mij om er iets goeds mee te doen.’’

Uit Aktueel april 2006