Stef Clement stelt zijn doelen hoog
 
Nog geen minuut binnen en Stef Clement geeft een inkijkje in zijn karakter. ,,Leo van Vliet vroeg op het afscheidsfeest van Erik Dekker aan mij of ik ook wielrenner ben. Dat vond ik niet leuk. Ik heb hem gezegd dat hij dat zelf maar moest uitzoeken.’’
 
De ontvangst bij Nederlands kampioen tijdrijden Stef Clement (24) in Breda is hartelijk. Clement is bij zijn ouders aan de vooravond van een nieuw wielerseizoen. Vragen heeft hij amper nodig. Of Clement nou fietst of praat, het tempo zit er aardig in. Zonder moeite vertelt hij over de dingen die hij meemaakt, het hart op de tong. En van mannen als Van Vliet wordt hij niet per se op voorhand bedeesd.
Deze middag is Clement net terug van een training, met Max van Heeswijk en Bobbie Traksel, renners uit het grensgebied bij Breda. Vaak rijden Servais Knaven en Jan Boven ook mee. Ploegleider Erik Dekker sluit nog regelmatig een uurtje of anderhalf aan om fit te blijven.
Dekker was een paar jaar geleden de renner die een telefoontje kreeg van Clement. ,,Ik reed nog bij Rabo Continental en had aan ploegleider Piet Kuijs gevraagd hoe je bij dat trainingsgroepje kon komen. ‘Door te bellen.’ Maar Erik Dekker is een grote meneer’’, wist Clement.
Grote meneer of niet, Clement belde uiteindelijk, en mocht meetrainen. ,,De eerste keer begon het bij mij na tweeëneenhalf uur te haperen. Ze hebben me helemaal kapot gereden en moesten me het laatste stuk naar huis duwen, want ik kwam niet meer boven de dertig per uur. De tweede keer zeiden ze gewoon: ‘We gaan je nóg een keer slopen.’ En dat deden ze ook.’’
In Parijs-Nice vorig jaar, zijn eerste profseizoen, kwam Clement trainingsmaat Boven tegen aan het eind van de slotetappe. ,,Ik zat er flink doorheen en zag dat Jan de groep liet lopen. Dat was voor mij het laatste psychologische duwtje om ook te lossen. Dus Jan zegt tegen mij: ‘okay, we gaan op eigen tempo verder.’ Meteen schakelt hij een tandje groter en rijdt hij van me weg. Later moet je dat nog een paar keer horen natuurlijk, maar je leert wel om dan iets terug te zeggen. Dat lukt nou goed.’’
Opmerkelijk snel heeft Stef Clement zich aangepast aan de eisen die het profmetier stelt. Op zijn mondje was hij toch al niet gevallen, dat heeft geholpen. Al werkte het in het begin van zijn loopbaan ook tegen hem. Die eigenzinnige Clement, een lastpost, niet te hanteren. Dat waren zo de oordelen van de wielergoegemeente. ,,Ik heb een mening en die uit ik ook. Ik ga mijn eigen richting, het ismijn carrière.’’
Dat die carrière is beland waar hij is beland, lag niet meteen voor de hand. Dat Clement prof zou worden had niet iedereen voorzien, hij zelf ook niet, maar in 2002 kwam er schot in. Zomaar ineens werd Clement in Zaltbommel Nederlands kampioen tijdrijden bij de neo’s. ,,Ik sta er van te kijken. Ik ben van start gegaan om niet ingehaald te worden door Niels Scheunemann die na mij moest vertrekken’’, was zijn eerste reactie. En in 2007 zegt hij: ,,In Zaltbommel dacht ik voor het eerst dat het wel wat zou kunnen worden met fietsen.’’
Het werd iets, van lieverlee. Een jaar na zijn eerste kampioenstrui reed Clement bij Van Hemert, weer een jaar later bij de continentalen van Rabobank. Hij won Olympia’s Tour, in 2005. ,,Ik ben nog nooit een week lang zo scherp geweest als toen. Ik weet nog goed, de eerste dag reden we in Groningen weg. NicoVerhoeven zei: ‘pas op, zo meteen draaien we naar links en daar gaat op de kant, zorg dat je erbij zit.’ Zo ging het precies, er ontstond daar een kopgroep van een man of twintig en alle Rabo’s zaten erbij. Je wilt daar per se mee zijn omdat je anders de rest van de week elke avond aan tafel afgezeken wordt. Als je de slag mist kun je voor de rest bidons gaan halen. Daar had ik geen zin in.’’
In een latere rit diezelfde Olympia’s Tour legde Clement de basis voor zijn eindzege in een kopgroep die veel ruimte kreeg. Daar werd door sommige volgers nog wat meewarig over gedaan, alsof Clement de ronde cadeau had gekregen. ,,Alsof ze mij in die goeie waaier geduwd hebben. Maar ik heb er zelf voor gezorgd dat ik er bij zat’’, zegt Clement.
Zelf zorgde hij er via zaakwaarnemer Jacques Hanegraaf vervolgens voor dat hij in 2006 terechtkwam bij Bouygues Telecom, de ploeg van Jean-René Bernaudeau, de man die niet liever niet meer praat over zijn verloren spurt met Peter Winnen op Alpe d’Huez, 1983. ,,Een prachtige kerel’’, zegt Clement. ,,En een ploeg met niet zo’n beroemd shirt, minder dan Rabobank, maar daardoor kan ik er meer mijn eigen gang gaan.’’
Grote delen van het seizoen verblijft Clement in het gastenverblijf van zijn ploeg in Les Essarts. Hoe hij bij zijn wedstrijden terecht moet komen, zoekt hij zelf uit. Reizen plannen en boeken, het wordt meestal niet voor hem gedaan. Een heel verschil met de Rabobank Continentals. Daar is het bedje van de renners gespreid, ze hoeven alleen maar te trappen. En er is nog een verschil. ,,Bij Rabotrainden we veel intensiever dan bij Bouygues. Ik probeer daar wat aan te veranderen, want op training zes uur aan een stuk bij elkaar in het wiel zitten met een hartslag van 110, dat schiet niet op. Als ik nu vind dat het harder moet, ga ik op kop rijden. De rest heeft dan pech. Ik kan het niet laten verslappen, je progressie mag niet afhankelijk zijn van de ploeg waar je in rijdt.’’
Dat de Franse slag bestaat, niet alleen op training, heeft Clement inmiddels ervaren. Maar Bouygues combineert de nonchalance met een rustgevende strakke planning op hoofdpunten. ,,Ik weet nu al dat ik naar de Tour kan, mijn seizoen is daar op afgestemd. Mijn hele programma voor 2007 ligt vast.’’
Het wordt dus Bessèges, de Tirreno of Portugal, Baskenland, de Waalse klassiekers, Romandië, Dauphiné, Tour. Twee keer pieken, Ardennen en Tour. ,,De Tour, dat is wat ja. Ik was verbaasd dat ik bij de selectie zat, maar ik weet dat ik het kan, drie weken fietsen, omdat ik dat vorig jaar in de Giro heb bewezen. Het doel was Milaan. Dat heb ik gehaald. Ik denk dat ik de grotere druk in de Tour ook wel aankan. Ik wil in de Tour zorgen dat ik in beeld kom, laten zien dat ik durf te koersen. Een rit winnen? Het zou raar zijn als ik dat zou zeggen. Ik heb nog nooit een rit in lijn gewonnen.’’
Nog nooit een rit in lijn, maar in de Giro wel indruk gemaakt in de tijdrit. Clement werd daar twaalfde. Was hij vanaf het begin voluit gegaan, dan had er nog een hogere klassering ingezeten ook, maar hij was voorzichtig begonnen. En als ze de dopingzondaars er nou eens uit de uitslag schrappen – Jan Ullrich voorop – dat schuift hij nog verder naar voren in de uitslag van die dag, zegt Clement ongevraagd zelf.
Dopingtoestanden maken het fietsen er niet leuker op de laatste jaren. Zit Clement in de trein te bellen, maakt een van de medepassagiers uit dat gesprek op welk beroep hij heeft, vraagt die man na afloop van het telefoontje: ,,Mag ik u iets vragen, is het waar dat jullie allemaal slikken?’’ De renner: ,,Dat doet je wel wat.’’
Terughoudend is Clement niet in zijn mening over dopingzondaars: allemaal eruit. David Millar? Weg ermee. Marc Lotz, idem. Zijn ploeggenoten Rous en Brochard, zonen van het beruchte Festina-schandaal: ook in principe, maar dat was voor mijn tijd, maar ‘daar weet ik het fijne niet van en dan kun je zoiets moeilijk zeggen. En hij zelf? Schoon. Zoals veel Franse ploegen tegenwoordig de naam hebben dat ze rijden zonder verboden brandstof. ,,We waren vorig jaar in de Giro 22ste in het ploegenklassement, maar wel op een bruine boterham. Daar zijn we trots op.’’
Stef Clement heeft nog iets om trots op te zijn, het hangt om zijn pols. Een rood-wit-blauw armbandje. ,,Dat ding zat om de versnellingspook van de auto, maar na ‘Oudenbosch’ heb ik het omgedaan. Sindsdien is het er niet meer af geweest.’’
‘Oudenbosch’, het Nederlands kampioenschap tijdrijden 2006. ,,Ik heb het parcours een keer of twaalf verkend.’’ Dat kwam mooi uit. In de eerste omloop haalde hij de binnenbocht voor de finish niet, maar met een katachtige manoeuvre wist hij zich tussen de markeringen van de oversteekplaats midden op de weg door te slingeren, op het oog een onmogelijke manoeuvre bij die snelheid. Maar:,,Ik wist dat het kon.’’
Met Servais Knaven en Erik Dekker had Clement vooraf contact over het rondje, ze reden het ook samen nog een keer, onder aanvoering van Clement die de weg het beste wist.. ,,Ik sms-te Dekker toen die nog in de Dauphiné zat. ‘Ik heb al verkend.’ Hij sms’te terug. ‘Om vierde te worden zeker’.’’
Op de dag van het kampioenschap liep het prima. ,,Ik had een heel goeie dag. Toen we de polder uitkwamen, zat ik op twee seconden van Erik Dekker. In het laatste technische gedeelte heb ik tijd teruggewonnen.’’
Clement won. In de gesprekken na afloop viel vanzelf een paar keer de naam van John Sulkers, de Dinteloordse renner die in februari 2006 plots overleed aan een hartritmestoornis. Clement en Sulkers waren bevriend en trainden vaak samen. In 2003 reden ze een dag met zijn tweeën op kop in Olympia’s Tour. ,,John demarreerde en ik ging er achteraan. Ik was de dag ervoor gevallen en had niks te verliezen, dus ik zeg; ‘ik rijd door tot ik niet meer kan, ze bekijken het maar hier.’ We hielden het tot de finish in Buchten. John reed bij Van Vliet en ik bij Van Hemert. Het was duidelijk dat ik zou winnen, dus ik heb trouwens wél ooit een rit in lijn gewonnen, maar de manier waarop ik de sprint won van John, was niet echt leuk. Hij is normaal veel sneller dan ik. Tijdens het kampioenschap tijdrijden moest ik onderweg aan John denken, ook al omdat een deel van het parcours over een weg naar Dinteloord liep. Ik had daar vaak gefietst als ik vanuit Breda naar hem op weg was om samen te gaan trainen.’’
In de emotie van de huldiging liet Clement in Oudenbosch zijn tranen zien. Later die avond toonde een andere renner een andere emotie. Erik Dekker belde de nieuwe kampioen, die meteen vroeg hoe het met Dekker ging. En Erik Dekker sprak met goed gekozen woorden: ,,Klote. Ik wil elke dag met je trainen, maar vandaag had je van mij op een paaltje mogen rijden.’’ Zegt Clement: ,,Dat is Erik Dekker, een echte winnaar.’’
Na afloop van het NK uitte Dekker ook algemene kritiek op het niveau van het tijdrijden in Nederland. Dat het er slecht voor staat, was zijn boodschap. ,,Dat vond ik niet echt sympathiek ten opzichte van mij, maar het is voor een deel waar en Dekker zegt het ook om zijn ploeggenoten te kietelen’’, verklaart Clement.
Als het aan hem ligt gaat het niveau tijdrijden in Nederland omhoog. Op de kast in de keuken van het ouderlijk huis ligt een uitgescheurde foto van Fabian Cancellara op weg naar de wereldtitel tijdrijden 2006. ,,Die foto heb ik bestudeerd. Hij zit veel verder naar voren dan ik. Ik zit dit jaar ook anders op mijn fiets dan anders. Ik heb andere steunzolen en mijn zadel en stuur staan twee centimeter hoger. Dat is een gigantisch verschil ja. Bij Rabobank werd alles altijd geregeld, maar bij Bouygues moet ik het zelf uitzoeken. Ik heb vorig jaar ook gewoon aangekondigd dat ik een ander stuur op mijn tijdritfiets ging zetten, Jacques Hanegraaf had er nog een paar liggen uit zijn Bianchi-tijd.’’
Na het WK in Zolder baarde Clement opzien met de uitspraak dat hij ooit wereldkampioen tijdrijden wil worden. ,,Dat is ambitie, dat mag toch?’’ Hij kijkt met oog voor detail naar zijn materiaal en tegenstanders. ,,Ik heb uitgerekend dat de top tien van het wk tijdrijden gemiddeld 2,5 jaar ouder is dan ik, zes kilo zwaarder en even lang. Ik moet gewicht bijkweken, dat gaan spieren zijn. Alleen moet ik wel uitvogelen in hoeverre dat ten koste gaat van mij klimmen. Maar bij mijn ploeg zijn ze trots op mijn tijdrijden, dus dat is voorlopig het belangrijkste.’’
Tot eind 2008 blijft Clement bij Bouygues. ,,Een contract zegt niet alles, maar ik hoop dat ik ze zo goed op een rijtje heb, dat ik woord houd. Bij Bouygues kan ik in de schaduw verder groeien. Ik ga proberen een topper te worden.’’
 
Uit WielerMagazine, voorjaar 2007