Chaba, Chaba toch

Ineens was Chaba dood. Wie had dat nou verwacht? ’s Middags had hij zijn fotoboeken nog laten zien aan andere patiënten in Psychiatrische Kliniek San Miguel in Madrid, en hij had rond half zeven ’s avonds nog met zijn moeder Antonia gebeld, die zaterdag. Het ging wel redelijk met hem, op dat moment. Alleen hoofdpijn en kiespijn, maar zeker niet de klassieke pijn op de borst, zoals die komt voordat het hart stopt.

‘Neem maar een aspirientje,’ had moeder Antonia gezegd. In de kliniek van San Miguel had Chaba gevraagd aan zijn medebewoners of ze de televisie voor hem uit wilden zetten. Hij kon de herrie van het apparaat niet goed verdragen. Daarna begon hij toch weer te glimlachen, zeiden ze later. Dus wie denkt dan aan een hartstilstand? Niemand. Zeker Azucena niet, Chaba’s jeugdliefde met wie hij in mei 2003 trouwde.
Azucena had ook nog met Chaba gebeld op die fatale zaterdagavond, om half acht. Toen Chaba tweeëneenhalf uur later dood was, wist ze het niet meer. ,,Ze hebben een paar weken geleden nog allerlei fysieke tests bij hem gedaan. Hij was bijna net zo fit als toen hij nog in koers was.’’

Moeder Antonia reageerde raak toen ze hoorde van de hartstilstand. ,,Mijn zoon is gestorven zoals hij heeft geleefd, in de aanval en plots.’’ In de aanval ja, dat was nou typisch Chaba. Chaba is kort voor chabacano; vlegel, rebel. Zo noemden ze José Maria Jiménez Sastreo in Spanje, toen hij daar nog fietste en het meest geliefd was van allemaal. Het is helemaal geen wonder, dat hij dat was, want Chaba liet altijd iets zien als het bergop ging en zwaar werd. Als Chaba uit koersen ging, verloor hij de rede uit het oog. Chaba was de laatste pure wielrenner die we ooit nog zullen hebben. Jammer dat hij dood moest gaan, op zaterdag 6 december 2003.

En het was nog wel zo mooi geweest, vóór die tijd. Geboren in El Barraco, in de provincie Avila, op 6 februari 1971. Angel Arroyo woont daar ook. Arroyo, de tweede uit de Tour van 1983. Wielervereniging Peña Arroyo is opgericht ter ere van deze Arroyo, en José Maria werd er meteen lid van toen hij begon te fietsen. Logisch, Arroyo is zijn oom.
Caja Salamanca werd Chabas tweede ploeg, Banesto zijn derde en laatste. Elf jaar reed hij voor de rood-blauwe bank, trouw als een hond, van 1992 tot en met 2002. Elf jaar prof, 28 overwinningen, 21 keer met de finish op een berg.

Klimmen, dat is de stiel van deze Jiménez, maar dan het echte klimmen, op instinct en intuïtie. Zonder een spatje verstand. Sommige mensen snappen dat wel, maar het worden er steeds minder. Het is ook niet gemakkelijk. Wie kan begrijpen wat een stijgende weg losmaakt in een man op een fiets?
Klimmers van nature koersen bij de gratie van de ingeving. Een tempoversnelling bergop, ze kiezen er niet voor, het overkomt ze. Ineens nemen ze afstand van hun rivalen, zonder zich te bekommeren om de steile kilometers die nog wachten. Zonder commando van de ploegleider, gewoon omdat het kan, bergop fietsen zonder die anderen in de buurt. Laat die anderen maar achter blijven, lekker.
Fladderen, vlinderen, op de pedalen en weer in het zadel, op de pedalen en weer in het zadel, op de pedalen, het zadel, de pedalen, de scherpe blik gericht op de volgende haarspeld. Op naar de top. Daar heeft een klimmer niemand anders bij nodig. Liever doet hij het alleen, onstuimig, versnellen en stilvallen, grillig zo snel als het kan naar de volgende bocht.
Niets zo fnuikend voor het klimmersgemoed als een lang recht stuk.

Echte klimmers zijn geen monomaan malende machines, geen computergestuurde ijzeren heinen. Klimmers hoeven niet per se te winnen. Klimmers willen heel graag klimmen. Klimmers zijn kleine kinderen die fijn spelen in de bergen. Klimmers verliezen steeds vaker. Spelen kan niet meer. Het is niet langer toegestaan.
Wielrenners moeten vandaag verstandig zijn en welopgevoed. Ze moeten zich netjes kunnen voorstellen aan de sponsors. Ze moeten goed opletten in de koers en mogen geen domme dingen doen. Ze moeten nadenken en zich schikken. Voor klimmers is dat niet goed. Nadenken? Leven per seconde! Nú gaan, en niet over tien meter pas.

Ocharme Chaba, de vlegel, de rebel. Zich aanpassen, braaf zijn, het was hem niet gegeven. Er was altijd wel wat, met hem. Fietste hij de ene dag in een van God gegeven cadans tegen de hoogste bergen op, kon hij een dag daarna zomaar minuten verliezen. Zo onvoorspelbaar was hij ook naast de fiets. En voor niemand ontzag. Alles omver rijden als het kan, wat nou respect voor andere grote namen. Chaba lapte het aan zijn laars en kon zich gedragen als een verwend, vervelend ventje. Zelfs in zijn naam schuilt de controverse. Er zijn mensen die zeggen dat het Chava moet zijn, met een v, maar dat is helemaal niet zo. Er zijn ook mensen die zeggen dat Chaba te wispelturig was, en te onberekenbaar. Miguel Indurain had het daar over, toen Chaba net dood was. ,,Als het goed met hem ging, ging het heel goed, en als het slecht ging, erg slecht.’’ Indurain zei nog iets. ,,Chaba paste niet bij de huidige tijd. Hij was meer een renner voor vroeger.’’

Vroeger.

In 1993 rijdt Chaba zijn eerste volledige seizoen bij de beroepsrenners, nadat hij in september 1992 als stagiair is begonnen bij Banesto. Zijn profstatus heeft hij onder meer te danken aan een overwinning als amateur in het Circuito Montañes; een etappewedstrijd door de bergen van Noord-Spanje.
1993 brengt nog geen zeges, die komen voor het eerst in 1994. Chaba wint onder meer de klimkoers naar Urkiola en de Ronde van Rioja. In ’95 behaalt hij een van zijn weinige overwinningen buiten Spanje in de Colorado Classic; een etappe en het eindklassement.
In 1996 start Chaba voor het eerst in de Ronde van Spanje. Het is het jaar van de opgave van zijn ploegmaat Miguel Indurain. Indurain, een paar maanden eerder in de Tour geklopt door Bjarne Riis, stapt uit koers aan de voet van de klim naar Lagos de Covadonga. Het is meteen het einde van zijn loopbaan. Chaba krijgt de kans om in de luwte te wennen aan de ronde die zijn leven zal bepalen, en wordt twaalfde in het eindklassement.
Een jaar later start Chaba in de Vuelta met de trui van Spaans kampioen om de schouders. Het grote publiek maakt kennis met hem. In de bergen pakt Chaba voor het eerst goed zichtbaar uit. Zodra de weg omhoog loopt, valt hij aan. Iedere keer weer. Zomaar. Zonder rem. Zonder gedachte, omdat het kan. Hij pakt voor het eerst de bergtrui en wint zijn eerste etappe in Los Angeles de San Raphael.
In 1998 krijgt Chaba Jiménez een knak in de Vuelta. Gek is dat, zijn uitslagen wekken de indruk dat het juist erg goed gaat. Derde in het eindklassement, winnaar van vier bergetappes, drie dagen in de gele trui. Chaba is de beste van allemaal, maar heeft pech. De pech zit hem in zijn ploegmaat Abraham Olano, de wereldkampioen van 1995. Olano is een grote naam. Olano staat hoger in de ploeghiërarchie dan Chaba. Olano heeft ook een vrouw, die altijd met hem meegaat de koers in, en zijn belangen behartigt. Komt bij dat Olano goed kan tijdrijden. Dat heeft hij nodig ook, om ploegmaat Chaba uit het geel te rijden.
Jiménez pakt de leiding in het algemeen klassement in de etappe naar Xoret de Catí, op duizend meter hoogte. Drie dagen later zet Olano de situatie recht. In een tijdrit over veertig kilometer op Mallorca pakt hij het geel af van zijn ploeggenoot.
In de volgende etappe, aankomst bergop,  grijpt Jiménez opnieuw de dagzege en rijdt hij Olano op anderhalve minuut. Hij houdt zich in. Dat doet hij een dag later nog eens. Op reserve wint hij opnieuw de etappe. De achterstand van Olano is deze keer niet meer dan negentien seconden. Olano behoudt het geel, ook in de vier ritten die daarop volgen. Dan komt die cruciale rit naar Lagunas Negra de Neila, over 143,7 kilometer. Chaba krijgt het op zijn heupen.
Al drie keer heeft Jiménez nu laten zien dat hij de beste renner van de ronde is zodra er een berg in zicht komt. In de rit naar Lagunas Negra zijn weer meer dan voldoende beklimmingen opgenomen, en de handrem gaat eraf bij Chaba. Het klimaat in Spanje is daar ook wel naar. Er wordt fel gediscussieerd over een mogelijke rebellie van knecht José Maria tegen Abraham de kopman. De sportkranten kiezen steeds meer de kant van de frèle klimmer. Chaba is de beste, Chaba moet voor zijn eigen kans kunnen rijden, laat hem toch gaan! Zulke stukken staan er in die kranten. Chaba leest ze ook. Hij rijdt voor wat hij waard is en komt alleen op kop. Zijn afstand tot kopman Olano neemt toe. Dan vinden hoge instanties het tijd om in te grijpen, in de persoon van ploegleider Eusebio Unzue, indirect aangespoord door mevrouw Olano. Hij maant Jiménez tot kalmte. Olano moet de Vuelta winnen, basta. Chaba bindt in. De klimmer gekooid, de vlinder vleugellam. Chaba zal er nog vaak aan terugdenken. Hij wint het ritje nog wel, maar in het eindklassement van de Ronde wordt hij derde, op slechts 2 minuut 12 van zijn kopman. En ook in de Nederlandse kranten staat het nu kort en bondig met grote letters. ‘Jiménez de beste, Olano wint.’

Zo oneerlijk is de wereld.

Een jaar later heeft de organisatie van de Vuelta iets nieuws in het parcours gestopt. Een bergje met stijgingspercentages van 23, hier en daar. El Angliru heet de klim. Twaalf kilometer, niet meer dan een speciaal voor het wielrennen geasfalteerd boerenpad. Op verzoek van de sportkrant AS beklimt Chaba de berg al eens in 1998, zomaar om eens te kijken wat er dan gebeurt. Chaba komt pas fatsoenlijk boven als hij een achterwiel kan lenen van een cyclotoerist, met tandwieltje 28. De ‘23’ die hij op zijn eigen wiel had gemonteerd brengt hier niks op. Boven het verslag van Chabas trainingsrit staat slechts één woord. Infierno! De hel!
De hel dient zich in de Vuelta van 1999 aan op 12 september. Het is een koude, natte dag. Jiménez is verlost van het juk van Abraham Olano, die een contract heeft getekend bij de ploeg van Manolo Saiz; ONCE. De twee, Olano en Chaba, zijn geen vrienden sinds de Vuelta van een jaar eerder. In de nasleep van die ronde heeft Olano Jiménez een pure egoïst genoemd. Dat zit Chaba niet lekker. Misschien is het hem net iets te dicht bij de waarheid, maar Olanos aantijging geeft hem wel extra kracht op de Angliru. Chaba begint de klim in derde positie. Alleen Pavel Tonkov en Nicola Miceli rijden nog voor hem. Als uit de achtergrond het bericht doorkomt dat Olano is gevallen, geeft Jiménez gas. Miceli heeft hij zo te pakken, Tonkov blijft langer uit het zicht. Dat komt ook door de dikke mist die rond de top van de Angliru hangt. Vanaf de finish is het zicht nauwelijks honderd meter. Toch weten de volgers wie er elk moment uit de wolken zal opduiken. Het moet Tonkov zijn, want de achterstand van Chaba bedroeg op een kleine twee kilometer van de streep nog anderhalve minuut. Dat kan een normaal mens op deze steile wand niet goedmaken. Maar Chaba doet het toch! De man begint zijn eigen mythe te maken. Zijn mythe, zijn ondergang ook.

In 2000 geeft Jiménez op in de Vuelta. Hij wint wel de Classique des Alpes en de Ronde van Catalunya, maar het jaar zit hem niet lekker. De Vuelta mislukt, alles mislukt. Revanche dringt zich op. Revanche in 2001. In de Vuelta van dat jaar wint Chaba drie bergritten, de bergtrui – voor de vierde en laatste keer – en het puntenklassement. In de Vuelta van dat jaar verliest Jiménez evenzo zijn rust en misschien wel zijn leven. Op de fiets zien we hem nooit meer, na de Vuelta van 2001.

Ineens zakte Chaba weg in een depressie. Wie had dat nou gedacht? Succesvol, rijk, in het middelpunt van de belangstelling in een warm land met warme mensen, en dan dit. Hoe kon het nou dat hij zich onder behandeling van psychiaters moest stellen?
Tijdens de Vuelta van 2001 was al gebleken dat Chaba zich onaantastbaar begon te voelen en dat hij vervelende trekjes begon te vertonen. Te veel roem, dat is niks voor klimmers. Te veel roem geeft te weinig ruimte. Dat moeten klimmers niet hebben.
Chaba zette zijn roem na zijn laatste Vuelta om in feesten en partijen. Ze lieten hem niet met rust. Overal werd hij gevierd. Verhalen over drugsgebruik begonnen de kop op te steken. Het verhaal van Chaba Jiménez kan niet zonder het verhaal Marco Pantani. Jiménez was eerst. Hij ging dood in Madrid op de dag dat ze in Nederland Sinterklaas vieren. Pantani stierf een paar maanden later in februari, op Valentijnsdag. Typisch Italiaans.

Chaba en Pantani, wat hadden ze elkaar kunnen helpen. Wat zijn er veel parallellen. Hadden ze maar nooit zo veel fans gehad. Waren ze maar niet zo goed geweest, dan hadden ze nog geleefd. Dan waren ze niet dood gedrukt door de aandacht van de massa. Ze konden niet meer ademen. Geen greintje ruimte hadden ze nog. Ze konden de deur niet meer uit. En deden ze dat toch, om eens in een opstandige bui een auto aan gort te rijden of om in een discotheek mensen te schofferen die erom vragen, dan moest dat meteen in de krant. Had ze toch gelaten.
Ze hebben het nog volop geprobeerd, daar niet van. Terugkomen, weer wielrennen, weer winnen, ze hebben het er vaak genoeg over gehad, maar niet met elkaar.
Chaba trad begin 2002, na zijn eerste diepe depressie, weer aan voor het trainingskamp van de Banestos, in Estepona op Mallorca. Hij kon zijn ploeggenoten niet volgen. In de lente van 2002 probeerde hij het nog eens, in Piedrahita, niet ver van zijn eigen El Barraco. In de winter van 2002 stapte hij voor het laatst op in Maspalomas op Gran Canaria. Hij bekommerde zich daar zelfs nauwkeurig om zijn fiets. Goed poetsen, dat had hij daarvoor nog nooit gedaan.
De wil was er wel, de kracht ontbrak. Geen wonder ook. Wie is er sterk genoeg om de verering van de warmbloedige horden aficionados of tifosi te weerstaan. Wie zou zich niet almachtig wanen, dag en nacht de hemel in geprezen wordend? Hoogmoed wordt dan logisch, de val onvermijdelijk.

Dus klonken de klokken van de Iglesia Parroquial Nuestra Señora de la Aséncion, om half elf op maandag 8 december 2003. En zeker, ze waren erbij, op de begrafenis. Abraham Olano. Francisco Mancebo. Angel Casero. Pablo Lastras. Eusebio Unzúe, de ploegleider. En duizenden anderen. Onder wie natuurlijk ook Carlos Sastre, die andere goede wielrenner uit El Barraco, getrouwd met de zus van Chaba. Piedad, heet die zus.

‘Piedad; f vroomheid, godsvrucht; medelijden.’

Hadden ze dat maar wat meer gehad, medelijden. Medelijden en begrip. Misschien zou het geholpen hebben in de dagen van het aftakelen. Rebelser en grilliger dan ooit moet Chaba in die tijd geweest zijn. Onhandelbaar, met zelfmoordgedachten, ruzies, de weg kwijt.
Goed dat Chaba niet meer weet van het overlijden van zijn vader Antonio, op 24 september 2004. Goed dat hij buiten de ruzie over de erfenis is gebleven tussen zijn vrouw Azucena en zijn directe familie. Gelukkig weet hij niet dat Azucena vorig jaar een eerbetoon tijdens de Vuelta dwarsboomde. Zijn broer Juan Carlos zou een beeld maken, en dat zou dan op de klim naar Xorret de Cati een goede plaats krijgen, maar Azucena wilde het niet hebben. Wie kan zoiets nou bedenken?
Chaba, de boerenzoon uit de droge Spaanse binnenlanden, blijft na zijn dood zorgen voor beroering. Was hij maar geen klimmer geweest. Had hij maar beter kunnen omgaan met aandacht en aanbidding. Was het maar niet te veel gevraagd geweest, allemaal. Was hij maar zo kalm gebleven als Miguel Indurain. Dan maar wat minder opwinding onder de aficionados. Dan maar geen staande discussies in open barretjes. Dan maar geen krantenkoppen en verhalen. Dan maar gewoon meegaan met de stroom en niet te veel opvallen. Gewoon goed verdienen, je aanpassen en een gewaardeerd wielrenner worden. Maar zo is het niet gelopen. Chaba bleef opstandig. Hij kon zich niet verzoenen met de wereld. Hij heeft het hoofd nooit gebogen. Het ging hem aan het hart.

Uit De Muur