Aad van den Hoek doet niks met spijt

Aad van den Hoek bladert eens in het boek met alle uitslagen van Nederlandse beroepswielrenners, het boek van Wim van Eyle en Jacques Burremans, dat we hebben meegenomen om het gesprek op gang te helpen. Hij heeft het boek wel eens eerder in handen gehad, in een winkel, maar het toen niet gekocht. Achteraf is dat jammer, zegt hij. Van den Hoek telt zijn eigen overwinningen als prof. Zeventien. ,,Dat valt niet eens tegen joh.’’

Aad van den Hoek (51) was begin jaren zeventig een begenadigd hardrijder bij de amateurs en lid van de Kettingploeg. Hij reed daar met mannen als Klaas Balk, Tino Tabak, Frits Schür, Hennie Kuiper, en won etappes in Olympia’s Tour, onder meer in Arcen. ,,Die dag reed ik 27 kilometer alleen voor het jagend peloton uit.’’ Hij werd twee maal tweede in het eindklassement van ‘Olympia.’ Reed een keer in een etappe weg met Fedor den Hertog over de Afsluitdijk. ,,Met windje mee en een gangetje van zeventig kilometer per uur. Weet je dat niet meer?’’ Zijn ogen glinsteren.

De Ronde van Rijnland Pfalz wist hij te winnen, met medeneming van twee etappes, waaronder een tijdrit. In de Ronde van Oost-Duitsland pakte hij ook een rit. Winst in Nederlandse waaierklassiekers was zijn deel, waaronder de Ster van Bladel. Op de Olympische Spelen van München won Van den Hoek een bronzen medaille samen met Hennie Kuiper, Fedor den Hertog en Cees Priem op de honderd kilometer ploegentijdrit, maar dat is een bronzen medaille met een verhaal. Om te beginnen knapte er een spaak in het achterwiel van Van den Hoek. De andere drie renners reden op aangeven van bondscoach Joop Middelink door. ,,Als ik geen pech had gehad, hadden we gewonnen, dat weet ik zeker.’’

Daarmee is het verhaal nog niet uit, want de renners moesten hun medaille weer teruggeven toen Van den Hoek positief werd bevonden op het middel coramine, een tamelijk onschuldig goedje dat niet op de dopinglijst stond van de Internationale Wielerunie UCI, maar wel op de lijst van het Internationaal Olympisch Comité. Ploegarts Ab Rozijn gaf volmondig toe dat hij daar niet van op de hoogte was, waarmee de renner was gevrijwaard van schuld, maar de medaille moest even zo goed ingeleverd worden. Alleen: dat is nooit gebeurd. Hij ligt gewoon thuis, ergens in een doos op zolder. ,,Ik heb later zelfs nog een Olympisch diploma opgestuurd gekregen.’’

De veelbelovende amateur Van den Hoek werd prof bij het TI Raleigh van Peter Post in 1974 en bleef daar tot 1982. Hij maakte alle grote successen mee in die ploeg van Jan Raas, Gerrie Knetemann, Kuiper en Joop Zoetemelk, om in 1983 nog een laatste seizoen te rijden bij Beckers Snacks.

Van den Hoeks entree in het profmilieu was opmerkelijk. Hij maakte de overstap middenin het jaar en reed in zijn eerste Tours-Parijs - de wedstrijd werd dat jaar ‘andersom’ gereden – bij de eerste twintig. ,,Het ging echt goed. Ik zat bij mannen als Merckx en Maertens, dat was wat hoor. Het jaar erop kreeg ik last van mijn knie. Dat ging pas over bij mooi weer.’’ De blessure maakte het zoeken naar een eigen plek in het peloton niet gemakkelijker. ,,Ik heb me naar de achtergrond laten drukken. En als knecht durfde ik mijn eigen kans niet te gaan. In 1976 werd ik bijvoorbeeld tweede in het Nederlands kampioenschap. Jan Raas, die won, zat met kramp. Als ik toen weg was gereden, had ik gewonnen. Maar ik heb nergens spijt van. Spijt, daar doe je niks mee. Ik heb een fantastische periode gehad’’, zegt Van den Hoek. ,,Ik heb nog gereden met Merckx. Dat is toch wel mooi, als je dat kunt zeggen.’’

De breuk met Post was niettemin een pijnlijke. Het rommelde in 1982 in het Raleigh-kamp. De renners hadden veel kritiek op de ploegleider, achter diens rug om, en Van den Hoek vond dat hij er iets van moest zeggen. Hij toog naar de grote baas met een klassieke boodschap: ‘There is something rotten in your kingdom.’ Koning Post was not amused, en Van den Hoek zelf was dat nog veel minder toen bleek dat al zijn collega’s hem in zijn hemd lieten staan, zo vertelt hij. ,,Inclusief Raas, die het meeste kritiek op Post had. Toen Post bij Raas kwam vragen wat er waar was van mijn verhaal, ontkende Raas alles. De rest van het seizoen werd ik geboycot en aan het lijntje gehouden. Post zei me dat Manfred Krikke met een nieuwe ploeg zou beginnen, en dat ik daar zou kunnen gaan rijden als kopman, maar die ploeg kwam er niet. Nou ja, het was ook mijn eigen schuld natuurlijk. Ik was er zelf bij, en heb het laten gebeuren. Ik had slimmer moeten zijn. Raas zou zoiets nooit laten gebeuren. Als ik Post nu tegenkom bij de Club van 48, geven we elkaar een hand, maar mijn vriend zal hij niet worden.’’

Noem het karakterzwakte, noem het eerlijkheid, feit is dat Van den Hoek zich in de lepe wereld van het beroepswielrennen niet de positie heeft verworven die hij puur op basis van zijn fietskwaliteiten had kunnen innemen. Keihard trappen, dat ging wel. Keihard en slim opspelen om zijn eigen plekje veilig te stellen, dat ging niet. En zo werd Van den Hoek een gewaardeerd knecht, zoals dat heet. Vier keer startte hij in de Tour, drie keer bracht hij hem tot een goed einde. Die ene keer dat het niet lukte, was dat indirect de schuld van Hennie Kuiper. Kuiper reed in de fameuze rit naar Alpe d’Huez in 1977 zo hard naar de etappezege, dat een groep van meer dan dertig achterblijvers buiten de tijdcontrole binnen kwam. Ze konden met zijn allen naar huis. Van den Hoek ook. ,,Zonde hoor.’’

De gewaardeerde knecht van weleer woont na een uitstapje van vier jaar naar Roosendaal weer in zijn geboorteplaats Dirksland, aan de Ring, met zicht op de kerk. Hij is verkoopleider bij AT Security Services, een multinational in beveiligingsapparatuur.

Hoe het met het fietsen is? Met het fietsen gaat het wel. Op 17 maart staan er zestig kilometer op de teller, twee ritjes van dertig, maar het zal weer worden, heeft Van den Hoek zich voorgenomen. Kalmpjes onderuit zittend op de bank heeft hij zicht op het enige object in de woonkamer dat herinnert aan zijn wielerloopbaan: de trofee die hij won in de Étoile des Espoirs, de Ster der Beloften 1975. ,,Daar voelde ik me sterker dan ooit.’’

Van den Hoek laat zijn gedachten gaan over de sport. ,,Ik ben het met het hele stelsel niet eens’’, zegt hij, en als die uitspraak in wat rumoer verloren dreigt te gaan, herhaalt hij hem nog eens en nog eens. Tegen het stelsel. Weg met de ploegen. Wielrennen is een individuele sport, zo luidt de theorie van Van den Hoek. Laat renners puur voor zichzelf rijden en knokken en dan krijg je een heel andere wedstrijd. ,,Nu zijn er in elke ploeg maar een stuk of twee drie renners die ertoe doen, en de rest kan zich wegcijferen.’’ Spreekt hier een vroegere ‘knecht’ die liever zelf wat meer had gewonnen? Of spreekt hier een amateur, de liefhebber van puur hard fietsen? Van den Hoeks korte samenvatting van zijn wielerleven geeft de richting aan: ,,Mijn mooiste tijd was denk ik toch bij de amateurs.’’

Uit Wielerrevue maart 2003