Volgende Ronde!

Het zal vroeg dag zijn op 04 04 04 in Brugge, en de eerste vraag is al meteen: speelt Jean Blaute weer ‘Vlaanderen Boven’ op zijn orgeltje als de wielrenners wegrijden?

De Ronde van Vlaanderen vertrekt vanaf de Grote Markt in Brugge, en het enige hotel op die markt heeft in januari nog bedden genoeg voor zeker acht personen. Vreemd is dat.

Aan de voorkant van Hotel Central is een kamer met uitzicht op de markt. Het orgeltje van Blaute zal daar op tijd te horen zijn, misschien al wel om half acht. Blaute maakte muziek met Johan Verminnen, bij The Radios, nog steeds met Raymond van het Groenewoud. Zijn orgeltje is er niet zomaar eentje. Het staat al jaren op de Grote Markt, op het podium van de start.

Zal de serveerster van Hotel Central ook op 04 04 04 weer rond half negen met volle bladen naar het terras lopen? Zal er ook nu weer weinig koffie op die bladen staan? Jazeker, de serveerster zal haar dienst weer draaien, niet eens zozeer verwonderd. De Ronde gaat hier te Brugge beginnen en dat brengt volk, en werk, en geld, sinds 1998.

Zullen de vaste mannen uit West-Brabant er weer zijn, op tijd gezeten aan een lange tafel op een ander terras? Oud-amateur Frankie Timmers uit Prinsenbeek? Voormalig oud-beroepsrenner Bob Rasenberg uit Terheijden, die het fietsen niet kan laten? Zullen oud-prof Ad Polak en Rob Rabe er weer bij zijn? Bij wie zullen ze nu weer hebben overnacht? Hoe kort zullen ze hebben geslapen voordat ze begonnen aan hun ontbijtje met de eerste Straffe Hendrik? Wie van hen is dit jaar de Bob? Welke bekenden zullen ze weer allemaal tegenkomen vandaag? Misschien oud-coureur Peter Gödde wel weer.

Vragen, vragen, vragen. De kin van Johan Museeuw, zal die glad zijn of ongeschoren, zoals bij Parijs-Roubaix in 2000, toen hij won, met die knie? Zal zijn Véronique hebben geroken dat hij er weer klaar voor is? Zij bezit nou eenmaal die speciale gave. Zal hij het klaarspelen, nog één keer? Vlak voordat hij stopt? Vragen en verwachting zijn één bij de start van de Ronde. Hoe zal het dit jaar zijn? Goed.

Beelden van voorgaande afleveringen zullen zich opdringen. Kijk, precies hier, op deze vierkante meters markt, kwam vorig jaar Michele Bartoli rustig naar het podium gefietst, de winnaar van 1996. Italiaan op Vlaamse wegen. Dranghekken gaven hem de ruimte om op het gemak een gesprekje te voeren met een vrouw die erbij hoorde. Ze kwam uit zijn land zo te zien. Misschien was ze wel zijn enige echte. Hij gaf haar zijn trainingsjack, wit met blauwe letters. Fassa Bortolo stond erop. Iets met cement is dat. Maar wat was ze mooi, die vrouw. Wat stonden ze dichtbij, en wat waren ze ver weg.

Bij Ludo Dierckxsens gaat dat altijd anders. Het is niet te zien dat hij eraan komt, het is te horen. De vorige keer ook. ‘Ludo, Ludo, Ludo!’ Ludo grijnsde en gleed tussen de mensen door die zijn naam riepen. Onaanraakbaar is Michele, Ludo is heel anders. Als de mensen Ludo niet omhelzen, omhelst hij de mensen met zijn grijns, zijn eerlijkheid, zijn roekeloos koersen. Zal hij er nog bij zijn, 04 04 04? Zal hij weer het zotteke uithangen door wat voorop te liggen fietsen, zoals zijn streekgenoot Hendrick van Dijck eens zei?

En die oude man dan met zijn opgedirkte oude fiets? Hij had er vlaggetjes aan gemaakt en slingers, en op de drager boven het voorwiel stond een kooitje. Daar zat een vogeltje in. De man botste de hele tijd met zijn fiets tegen alle omstanders op, en die moesten allemaal lachen en zetten een stap opzij.

De mensen zijn wat vrolijk bij de start van de Ronde, de meeste renners ook. Ze komen het podium opgefietst. Dat is niet zo gemakkelijk. Ze moeten nog goed sturen en opletten om niet weg te glijden op de hellingbaan naar het verhoog. Daar staat een montere presentator te wachten, die klapt met de mannen alsof hij vorige week nog met ze in koers zat. Amicaal een arm om de schouder van Jo Planckaert, waarom niet? Een vergaande uitspraak over dat het zo jammer is van die nieuwe vriendin van Ludo, gewoon door de microfoon, dat kan hier toch wel? Hier kennen wij elkaar toch? Is het niet van de televisie, dan is het wel van deze reünie, waar iedereen bij mag zijn. Wielermensen onder mekare, wat zou het. En het jaar is nog jong. De wrevel is er nog niet in geslopen. De renners zijn vergevingsgezind en opgetogen.

Opgetogen en onnozel, want wat zou er hier te lachen zijn? Dat lachen gaat wel over, straks om tien uur, als op de Oostendsesteenweg de startvlag omlaag gaat en de eerste aanvallers er meteen op uit trekken. Als het wringen begint, en het draaien en keren, het zwikken en zwakken, het sturen, het schelden, het sleuren.

De spieren weten het al, het zal weer bar zijn vandaag. Maar de koppen staan nog koppig op onbezorgd. Dat wordt wel anders. Wacht maar. Ook die Amerikaan zal niet meer grijnzen. Daar gaat hij, een beetje in zijn eentje.

De Amerikaan krijgt altijd veel bekijks, maar hier in Vlaanderen iets minder. Het is zijn land niet, Vlaanderen. Hij weet niet hoe je Brugge zeggen moet. Hij is hier om zijn team mate wat te helpen. Hij vertrekt helemaal als laatste van de markt, alleen, sprintend achter de rest aan.

En dan, als door een vloek neemt het verhaal zomaar ineens een andere wending, bij de start van de Ronde van Vlaanderen. Het verhaal slaat op het lijf, want, zeker, er is hier een hoop te zien, maar er valt nog meer te beleven. Nieuwe observaties en goed bewaarde beelden van vroeger zijn niet meer dan bouwstenen van dat ene grote verhaal dat het wielrennen in zich draagt.

Deze kleurige bende hier, dit losse fietsende volk, deze stoet op punt van vertrek, belichaamt de hoop. Eén voor één hebben ze getwijfeld, allemaal zijn ze gevallen, gelost, bespot, verstoten, en nu, nu staan ze hier op de Grote Markt, om als grote meneren een dag de aandacht van Vlaanderen te vangen. Het vleesgeworden bewijs van tomeloos menselijk vermogen staat hier een beetje te trappelen. Ze willen losgelaten worden. Ze hopen op een goede dag, een mooie ontsnapping misschien, goed werk voor de ploeg, de zege voor een ploegmaat. Laat ze vliegen. Ze willen het doen.

Misschien is dat wel het verhaal van het wielrennen. Doen. Deze renners

die hier aan de start staan zijn uit op het rijden van 257 kilometer over achttien klimmetjes. Ze doen het. Trainen te Mallorca of Qatar, De Ronde van de Middelandse Zee of de Tirreno Adriatico, Parijs-Nice, de Omloop Het Volk, De Driedaagse van de Panne,  het is alweer gedaan van het jaar. Bidons halen, etenszakken aanpakken, aanklampen, wegrijden, gaten dichten, bressen slaan, het zal gebeuren. 257 kilometer. Voortgaan.

Dat te beseffen, geeft de arme drommel achter de dranghekken de daver.

Maar wacht, het orgeltje van Blaute blèt alweer blijmoedig. Daar staat ineens Nico Mattan op het schavot, bij de presentator. Wat zal de koers hem brengen vandaag? En terwijl Mattan allemaal dingen zegt, neemt het geheugen het weer over. Nico Mattan, die in de Tourrit naar Antwerpen in volle koers het podium opvloog dat de supporters in zijn woonplaats voor hem weg hadden gezet. Even snel de vrouw gekust, de loopplank naar beneden afgereden en dertig kilometer gejaagd om weer aan te klampen, want het pak reed net als gekken. Nu staat hij hier. Hij lacht. Dat deed hij vast ook toen hij zijn tien geboden voor de wielrenner samenstelde.

Eerste gebod:        Laat je lichaam jou bevelen

Tweede gebod:     Droom, maar bouw geen luchtkastelen

Derde gebod:        Leer de trukken van de foor

Vierde gebod:       Blijven praten, ga zo door

Vijfde gebod:        Haal het haar snel uit de boter

Zesde gebod:        Ontdek je plekje in de groep

Zevende gebod:   Geniet, maar drink met mate(n)

Achtste gebod:     Scoor waar je het niet kunt laten

Negende gebod:  Wees bijzonder goed der taal

Tiende gebod:      Pak het mee, allemaal.

Vrije mannen ja, wielrenners, maar niet van ankers en doelen ontdaan. Mattanneke laat dat zien in woorden. De Mattan Ultra’s, zijn fans, staan op de markt. Ze zijn overal. Misschien staan ze straks ook op de Oude Kwaremont, waar de koers vast vorm zal krijgen.

De Kwaremont! De eerste halte van de dag na de Grote Markt. Misschien zal Briek Schotte er weer voorbij rijden in een auto. Wellicht is er weer dat bloedstollend beeld van de Rabo-mannen op kop in de suizende afdaling van de nieuwe Kwaremont. Met zekerheid zal er weer het grote televisiescherm staan, waar honderden mensen weer naar zullen turen. Wie zit er op kop op de Kwaremont? Durand toch zeker niet weer?

En die vlaggen, die geel-zwarte doeken, ze zullen er weer wapperen ten teken van trots en onbeholpen gepoch. Misschien landt de helikopter er weer, met Edwig van Hooijdonk aan boord. En wat zullen de mensen juichen als op het scherm te zien is dat Johan Museeuw zich verroert. Wat zullen ze blij zijn als Peter van Petegem weer prominent door het beeld fietst.

Op de markt klik-klakt Marc Wauters voorbij. Het oortje zit goed in zijn schelp. Wauters lacht een minzame lach, van dichtbij is dat beter te zien.

Wauters. Gele trui in Antwerpen.

Paul van Hyfte monstert een collega.

Van Hyfte, omstreden ontsnapping in Touretappe door zijn eigen Ertvelde, het dorp ook van Eddy Wally. Van Hyfte mocht even vooruit om de vrouw te kussen, sloot daarna aan bij de kopgroep.

Daar gaat Gianluca Bortolami! Won de Ronde omdat Erik Dekker hem verloor.

Het uur van vertrek komt nader nu. De rennerslachjes worden wat dunner, wat verkrampter. De riedeltjes van Blaute beginnen te irriteren. Renners gapen, hangen voorovergebogen over hun stuur en laten nog wat grappen los. Ze zijn niet zo leuk. De spieren voelen het nu ook. Spieren zijn niet gek. Ze weten nog hoe het was, die andere jaren in de Ronde. Ze maken zich op voor een dag waar ze niet op wachtten.

De speaker wakkert het spektakel aan. Nog tien minuten voor de officieuze start. En nog even rap een babbel met Johan Museeuw. ‘Hoe is het Johan? In 1998 ging jij frites eten met stoofvlees na jouw overwinning. Staan die nu alweer klaar?’ De speaker weet wat hij moet zeggen, en wat niet.

De eerste auto’s en motoren verlaten met veel drukte de markt. Het volk dringt naar voren, de drommen worden dommer. De helft kan zowat geen renner meer zien. Grote monden staan vooraan, dikzakken gooien massa in de strijd. Het gaat beginnen. De serveerster van Central kijkt nu ook even op het plein.

De wieltjes zetten zich in beweging. Jan Raas heeft kauwgom in zijn mond en zal in de finale op de Nellekensberg nog filet opboeren. Michel Pollentier gaat Francesco Moser en Jan Raas verschalken. Hennie Kuiper gaat een man een klap verkopen op de Koppenberg!

Het Bakkertje van Berg zal zegevieren, een jaar voordat de Bakker van Saint Méen zijn overwinning pakt. Het begint nu wat te duizelen. Wim van Est rijdt voorbij, hij grijnst. Roger de Cock zit in zijn wiel. De Cock haast zich vooruit om nog op tijd op de begrafenis van Wimme in Willebrord te zijn. Jesper Skibby legt zijn fiets alvast onder de wielen van de volgwagen.

Fredje de Bruyne komt langs, één hand aan het stuur en in zijn andere de micro. Hij spreekt tot Merckx. ,,Eddy je bent groot favoriet en men zegt, dat werkt op het systeem.’’ Frans Verbeeck wendt zich wenend tot Fredje met de woorden: ,,Eddy rijdt vijf kilometer te rap voor ons.’’

Ha, daar is Jean met zijn orgeltje. En de rest van de dag zit weer dat stroofje in je kop. ‘Vlaanderen Boven, waar men een peer nog kan stoven.’

Uit De Muur, voorjaar 2004