Jac. van Meer was wispelturig

Jac van Meer kijkt er niet van op. Een stapeltje krantenknipsels uit de jaren 1978, 1979 en 1980 doet hem ogenschijnlijk niet zo veel, al staan er toch mooie koppen boven de verhalen. ‘Van Meer blaakt van zelfvertrouwen’; ‘Van Meer maakt indruk’ en ‘Van Meer sprint naar titel.’ ,,Dat is de vorige eeuw allemaal joh.’’

Jac van Meer uit Wouw was in die jaren toonaangevend amateur in de semi-professionele ploeg van Gazelle. Hij won de Ronde van Limburg, de Omloop der Kempen, het nationaal kampioenschap in 1980 en de twee Limburgse etappes in Olympia’s Tour van 1978. Dat waren toen twee ritten op rij, een sensatie. Hoewel, sensatie. De Van Meer van nu relativeert dat het een aard heeft. ,,Die koerskes lagen me wel.’’

Lekker tegen de heuveltjes opvliegen, dat was het spel van kleine ranke Jac, ook in het buitenland. Hij won etappes in de ‘Loire et Cher’ en de Ronde van Oost-Zwitserland, koerste overal, in de Vredeskoers, de DDR, Slowakije, van Mexico tot Moskou.

,,De ronde van Mexico is een van de mooiste die ik heb meegemaakt. We sliepen twee weken in tenten van het leger, en er was ook een criterium bij, net over de grens, in Los Angeles, onder de rook van Hollywood. Dat ritje heb ik gewonnen. Ik dacht, eens kijken of Hollywood me ontdekt.’’

In Moskou, op, de Olympische Spelen van 1980, zou Van Meer zich goed in de kijker gaan rijden om daarna een mooi profcontract binnen te kunnen slepen. Maar het waren niet de minste tegenstanders die hij daar trof. Staatsamateurs als Bernd Drogan en Olaf Ludwig uit de DDR, of Sergei Soukhouroutsjenkov - die won - en Barinov uit de Sovjet-Unie. Onder leiding van bondscoach Rini Wagtmans bonden de jonge Nederlandse jongens de strijd aan met de doorgewinterde profs. Rini Wagtmans had het er pas nog over met Van Meer, op de reünie van oud-Tourrenners in Den Bosch. ‘Zeg’, zei Wagtmans, ‘zeg, jullie reden daar wel goed tussen al die opgevoerde brommers.’ Van der Poel werd nog zesde, Peter Winnen 26, Jac.van Meer zo rond de 28. ,,Het ging helemaal niet goed.’’

Niet het verhaal van de wedstrijd is Van Meer het meest bijgebleven van die trip. Hij herinnert zich vooral de omstandigheden, het land. ,,We hebben daar twee weken in een gevangenis geleefd. We zaten opgesloten in flats, mochten niet zomaar trainen zonder begeleiding, en bij de deur stonden twee agenten met een geweer. Eén keer zijn we aan de aandacht van de bewaking ontsnapt en kwamen we in een buitenwijk van Moskou terecht. Daar wil je niet wonen.’’

,,Op een middag zijn we naar het Rode Plein geweest. Er stond daar een rij mensen te wachten bij het graf van Lenin. ‘Zeg, zei Rini Wagtmans, ‘die man ligt er over 25 jaar nog. Wij gaan iets anders doen.’ Er was nog iets aparts in Moskou, het viel Guus Bierings als eerste op. Er waren geen kinderen. Ze zouden eens een glimp opvangen van de Westerse wereld.’’

En het profcontract? Dat kwam er. Van 1981 tot en met 1986 reed Van Meer in kleinere ploegen. Eerst HB Alarmsystemen. ,,De sponsor riep ons allemaal bij elkaar. Hij had een schoolbord klaar gezet en ging de tactiek bespreken. ‘Als Jos Lammertink lek rijdt, moeten die en die wachten. Als Johan van der Meer lek rijdt, die en die. En voor Jos Schipper wijs ik die en die aan. Zijn er nog vragen jongens?’ ‘Ja’, zei Ad van Peer. ‘Stel dat een van de drie lek rijdt en die gasten die moeten wachten zijn er helemaal niet bij?’ Daar had de sponsor nog niet aan gedacht.’’

De andere ploegjes van Van Meer waren Amko/Fangio-Asso (1982); Fangio-Tonnisteiner-Iveco (1983); AVP-Viditel (1984). In 1985 bij Skil-Sem-Kas en in 1986 bij Skala-Skil leek het er nog het meest op. Dat waren dan nog redelijk gestructureerde teams. De andere ploegen waren, in de woorden van Van Meer, van het type ‘hobbeldebobbel.’ Hij kon er desondanks goed zijn boterham verdienen, altijd op een contract dat voorzag in minimaal tien maanden loondienst, zodat het goed zat met de verzekeringen. ,,Er waren jaren bij dat ik 35 criteriums reed alleen in Nederland al. Ik moet er wel bij zeggen dat ik als prof maar twee jaar in een ploeg heb gezeten die beter was opgezet dan de Gazelle-amateurploeg.’’

Over de vraag of hij sportief gezien tevreden is met de ploegen die hem op de loonlijst zetten, hoeft Van Meer nog geen halve tel na te denken. ,,Nee’’, klinkt het gedecideerd. ,,Het had beter gekund. Anders. Maar als je goed bent kom je vanzelf wel in een goede ploeg terecht.’’

Ergens in die oude krantenknipsels staat een verklaring voor het verloop van Van Meers carrière. ‘Een opvliegende dreumes’, zo wordt hij daar omschreven. ,,Ik kan niet tegen onrecht, dat klopt wel ja. Als je het ergens niet mee eens bent hoef je toch niet in een hoek te gaan staan klappen?’’

En er is nog iets. ,,Ik was wispelturig. Naar een evenement toeleven, dat kon ik heel goed, maar als het dan voorbij was, durfde ik wel een pilske te pakken. Ik was niet altijd alleen maar met dat fietsen bezig. In mijn drie jaar als amateur en zes jaar prof heb ik zo veel indrukken opgedaan… Daar doet een ander twintig jaar over. Dat leer je op school niet.’’

De Tour de France rijden ook niet. Van Meer deed het in 1985. Hij was net voor het begin van de Ronde derde geworden in het Nederlands Kampioenschap. Jacques Hanegraaf won, en Van Meer zegt: ‘Ik was de beste die dag.’ Typisch is overigens dat Gerard Veldscholten, tweede in dat NK, ook al eens heeft gezegd: ‘Ik was de beste die dag.’

Hoe dan ook, de vorm was er bij Van Meer, en dat kwam hem op deelname aan de Tour te staan. Omdat er ook een Nederlander in de ploeg moest vanwege de sponsorbelangen van Skala, werd hij vier dagen voor de start aangewezen. En trouwens, hij had ook al de Ronde van Italië van dat jaar in de benen. Van Meer haalde het in de Tour tot in Parijs, maar maakt er weinig woorden aan vuil, in het besef dat andere Nederlandse renners wel andere dingen hebben klaargemaakt in de Tour. Een tijdje geleden zag hij nog ergens een ranglijst van alle Nederlandse beroepsrenners ooit. Hij stond op plek 185.

Dan gooit Van Meer er liever een mooie typering tegenaan van de fameuze ploegleider De Gribaldy, van Skil SEM KAS. ,,Hij moest niks van Hollanders hebben, want die aten maar bananen. Melk drinken mocht ook niet, want als een baby melk drinkt gaat hij slapen en een renner moet niet slapen, die moet rijden. Zo had hij meer van die rare dingen. Wielen mochten niet te strak gespaakt zijn, ze moesten een beetje slap zijn. Onzin.’’

Waarmee we in één klap zijn aanbeland bij het huidige vak van Van Meer. Hij houdt zich dag in dag uit bezig met koersmateriaal, als eigenaar van Card Sports in Roosendaal. Van meer is tegenwoordig importeur van veelal Italiaanse fietsmerken – Pinarello - en onderdelen.

Italië, het land van de stijl en de klasse, de design en de buitensporige sportbeleving, daar was hij nou graag prof geweest. ,,Als we in de Giro te hard reden werden we uitgejouwd door het publiek. De mensen wilden Moser en Saronni rustig voorbij zien komen. Ze moesten bloemen kunnen gooien in het peloton.’’

Uit Wielerrevue