Paul Wellens heeft er oog voor

Hij ziet het nog zo voor zich. Bernard Hinault stapt ergens in koers af om in de berm te gaan pissen, en wat gebeurt er? Er komen mensen op Hinault af gerend om hem een handtekening te vragen. Of die andere keer, toen Paul Wellens en Hinault in hetzelfde hotel waren ondergebracht en een kind buiten zachtjes stond te roepen. ,,Monsieur Hinault, monsieur Hinault, maman veut te voir.’’

De kunst van schrijven is er oog voor hebben, betoogt Paul Wellens, oud-beroepswielrenner. En bovenstaande dingetjes, daar zou hij raad mee weten. ,,Daar kun je schitterende verhalen van maken.’’ Zonder ernaar te zoeken gebruikt Wellens een woord dat in zijn ogen de bermscène typeert. Hallucinant.

Paul Wellens (52), woonachtig te Koersel bij Beringen, zou willen schrijven. Er komt een dag dat hij het gaat doen ook. Sterker, er waren al zulke dagen. Als beroepsrenner maakte hij columns voor een huis-aan-huis-blad, vanuit de Dauphiné Libéré. ,,Je moest er ’s avonds na de koers nog eens goed voor gaan zitten. Het was niet te doen.’’

Naar wielermaatstaven was Wellens altijd al een aparte, de voorloper van Peter Winnen, want ook Wellens nam gerust een boek mee naar een etappewedstrijd. Hij had hogere studies kunnen voltooien dan zijn opleiding tot onderwijzer, maar de sport was sterker. ,,Ik heb gekozen voor de koers.’’

De koers duurde voor Wellens elf jaar. Hij was 34 toen hij stopte als prof. Hij had graag nog verder gereden, maar de ploegen stonden niet meer voor hem klaar. ,,Ik vond mezelf nog jong voor een ronderenner, want dat was ik. Als ik mijn programma kon rijden, was ik elk jaar potentieel top tien in de Tour. Dat wist ik zeker. En ronderenners worden sterker als ze ouder worden, hun weerstand neemt toe.’’

Wellens wijt het aan gebrek aan visie bij ploegleiders dat hij niet verder kon koersen. Zeker, hij had een minder jaar gehad op zijn 33ste, maar daar kan op die leeftijd altijd een beter jaar op volgen. Ze moesten hem gewoon de Ronde van Romandië laten doen, gevolgd door de Dauphiné en de Ronde van Zwitserland, dan zou alles goed komen in de Tour. Het voorjaar was aan hem niet besteed. Dus toen Lomme Driessens, zijn ploegleider bij Boule d’Or, opperde dat hij toch ook wel de voorjaarskoersen over de Vlaamse keien kon rijden als voorbereiding op de Tour, toen klonk dat als een suggestie van een andere planeet. Door dit soort misverstanden kwam het dat zijn loopbaan stuk liep. ,,Dat heeft heel veel pijn gedaan.’’

Een ronderenner, maar net geen top, zo typeert Wellens zichzelf. Zijn loopbaan laat zich ook samenvatten in drie gedenkwaardige overwinningen. De Touretappe Thonon Les BainsMorzine in 1977 is de eerste. ,,Na die rit zegt verzorger Frans Herman zaliger tegen mij: ‘Dit is voor de rest van uw leven.’ De Ronde van Zwitserland 1978 en de Tourrit naar Super Besse in hetzelfde jaar, zijn topmoment twee en drie. In dat jaar reed Wellens bij Raleigh en in beide zeges speelt Hennie Kuiper een rol.

De Ronde van Zwitserland was geknipt voor Paul Wellens. ,,Ik moest de ruimte hebben en in Zwitserland heb je goed lopende cols en brede wegen. Je wordt er niet gauw verrast. Wie goed is zit vooraan.’’

In 1978 kreeg Wellens de ruimte in Zwitserland. Er was een enorme strijd gaande tussen Michel Pollentier en Uli Sutter. Die twee demarreerden elkaar kapot op de Klausenpas. Om de beurt sprongen ze weg, tot ze geblokkeerd stonden. Toen is Kuiper gaan demarreren en ik ging mee. Zo heb ik die ronde gewonnen.’’

Goed voorbereid kwam Wellens dus dat jaar aan de start van de Tour. Dat moest ook. ,,In de Tour is iedereen goed. De Giro en de Ronde van Spanje zijn een trapje lager. Omdat ik niks recht kon zetten, moest ik vanaf dag één goed zijn in de Tour.’’

In die Tour van 1978 liep alles naar wens. Niet alleen die puike Ronde van Zwitserland had bijgedragen aan de goede voorbereiding, het hielp ook dat Wellens met Hennie Kuiper de bergetappes zorgvuldig had voorbereid door van tevoren een ruime week het parcours te gaan verkennen. In de rit naar Super Besse, lag het strijdplan klaar. Wellens zou demarreren om de koers te openen voor Kuiper en deed dat ook, in Condôme, vlak voor de bevoorrading. Het was een zinderend hete dag en de achtervolgers namen de tijd om eens een ruime greep te doen in de aangeboden etenswaar, en vooral de drank. Wellens vlamde door. ,,Ik kon goed tegen dorst. Radioverslaggever Jan Wauters kwam op een gegeven moment naast me rijden op de motor en zei dat ik een minuut voor had. Ik haalde een groepje vluchters bij en heb vijftig kilometer alleen gereden. Het ging toen wel hard hoor. Dat moet ook wel, anders win je geen rit in de Tour. Peter Post zei achteraf: als ze niet achter je waren gaan rijden, had je het geel gepakt. Die dag is spreekwoordelijk voor zoniet de hel, dan toch het vagevuur. Jan Raas had het er jaren later nog over.’’

Met Raas noemt Wellens de man die volgens hem de zaken regelde in de ploeg Post. ,,De kracht van de ploeg Post was Jan Raas. In het wielrennen heb je een natuurlijke hiërarchie. Je moet goed zijn, niet alleen als renner, maar ook van karakter. Geven en nemen, correct zijn. Jan Raas had dat. Ik zou hem heel mijn kapitaal in handen durven geven. Dat kun je met weinig mensen doen hoor. Als Jan Raas rancuneus tegen je is, heb je dat ook wel een beetje verdiend.’’

Aan de drie Raleigh-jaren van Wellens kwam na 1980 een eind. Zoetemelk had in 1980 de Tour gewonnen, en Wellens voelde dat Joop wantrouwig was in zijn richting. Ronderenners onder elkaar, immers. Het kostte Wellens een paar treden in de Raleigh-hiërarchie. Voorbeeld: Waar hij eerst altijd door eerste verzorger Ruud Bakker onder handen werd genomen, schoof hij nu op naar de tweede verzorger van de ploeg. Wellens vertrok bij Post en ging naar Boule d’Or. Daar moest hij van Lomme Driessens sprints gaan aantrekken voor Freddy Maertens. ,,Een fijn mens.’’

Na zijn loopbaan als renner begon Wellens een eigen wielerzaak in Lummen, met zijn vrouw Rita. Ze werkten aanvankelijk zeven dagen op zeven. In die periode begeleidde Wellens ook jonge renners, op afstand. ,,Ik vond dat ik daar goed in was, het algemeen beeld in het oog houden. Mensen die zelf net niet top zijn geweest, zijn de beste coaches, want bij de toppers is alles vanzelfsprekend. Wie net daaronder zit heeft de weg naar boven zelf moeten zoeken, en weet hem beter te liggen.’’

Na vijftien jaar in de fietsenzaak kwam de tweesprong. De keuze bestond uit: de zaak fors uitbreiden om stilstand te vermijden, of iets anders gaan doen. Het werd iets anders. Vandaag de dag geeft Wellens les in ‘fietsmechaniek’ op een school voor beroepsonderwijs. Hij heeft Michael Vanderaerden in zijn klas, de zoon van. Daarnaast werkt hij twee dagen per week in een sociale werkplaats. Met ex-verslaafden knapt hij oude wrakken van fietsen op. En Wellens is gids in het openluchtmuseum van Bokrijk, ‘omdat ik dat graag doe. Zo heb ik een beetje mijn vrijheid. In Bokrijk zijn we bezig met de geschiedenis van de gewone mensen in de achttiende en negentiende eeuw.’’

Wellens’ eigen geschiedenis dient zich in deze tijd van het jaar, aan de vooravond van de Tour, gewoonlijk aan in de vorm van interviewverzoeken. Hij neemt er de tijd voor. ,,Dat jullie hier langs komen, beschouw ik als een compliment.’’

In Bokrijk zijn het vooral Nederlanders die Wellens herkennen als de oud-renner. Dat is de invloed van de Raleigh-jaren. Het wielrennen speelt voortdurend een belangrijke rol in het huishouden Wellens. Ook Rita volgt de koers nog op de voet. Het wielrennen weegt zelfs mee bij het kleren kopen, want kijk naar de blouse die Wellens aan heeft. Die is van het merk McGregor, destijds co-sponsor bij Raleigh. ,,Ja, dat speelt nog altijd mee.’’