Jammer van het koppie-koppie

,,Jos Schipper? Oud-beroepswielrenner? Woont die hier in de straat?’’ In het Zeeuwse Hansweert weet lang niet iedereen precies wie de man is met die witte haren. Ja, vertegenwoordiger in de horeca, dat kunnen ze nog wel vertellen. Maar oud-prof? ,,Ik zal er nooit zelf over beginnen.’’

Het is bijna schrikken als Jos Schipper de deur open doet. Die vlassige blonde die het moest hebben van zijn karakter, altijd sterk in het voorseizoen, die man heeft een middeltje gevonden tegen de tijd. De Jos Schipper van toen is de Jos Schipper van nu. Verouderd? Niks. Vijftig jaar? Zal wel.

Dat Jos Schipper beroepsrenner werd is eigenlijk gek. Niemand zag die stap zitten. Hij had wat te weinig gepresteerd bij de amateurs om het bij de grote jongens te proberen. Dat zeiden ze tenminste allemaal. ,,Ik trok me daar niks van aan.’’

Ormas Sharp was het eerste ploegje van De Witte. Ze gaven hem een kans bij de profs, en dat liep niet slecht. Al staat hem nog wel dat moment bij dat hij dacht: wat doe ik hier. ,,Ik was net beroepsrenner en ik reed lek in een koers in de Ardennen. Joseph Bruyère ook. We reden terug naar de groep, terwijl ze daar net aan het koersen waren. Bruyère reed me zo uit het wiel. Jongens, jongens, wat is dit?’’

Maar toch kwam van de ene ploeg de andere. Schipper reed tussen 1973 en 1984 ook nog voor Ebo-Superia, Marc-Zeepcentrale-Superia, HB Alarmsytemen, Wickes Splendor, Elro Snacks en AVP Viditel. Soms tegen de absolute top aan, op het laatst wat meer in de marge. Hij is er niet helemaal tevreden over, als hij terugkijkt. Er had wat meer ingezeten. ,,Als ik toen begeleid was geweest, ik weet het niet…. Dan had ik zeker klassiekers kunnen winnen.’’

Goede begeleiders hadden Jos Schipper wat in toom kunnen houden, maar dan hadden ze wel zijn karakter moeten veranderen. Het zit hem in het strijdershart. Het is te groot. ,,Ik stond vaak met tintelende vingers aan de start, ik was niet te houden, ik moest weg.’’ Altijd maar rije, rije, rije. Een kolfje naar de hand van Peter Post, zou je zeggen. ,,Maar ik ben eigenlijk nooit benaderd door Post.’’

Iets meer koppie-koppie zou hebben geleid tot een grotere erelijst, zegt Schipper met de wijsheid van nu. ,Ik werkte veel te hard en ging vaak op karakter mee.’’ Neem het Nederlands kampioenschap 1980. Johan van der Velde won, Schipper twee. ,,De hele dag heb ik tegen het Raleigh-blok moeten rijden en ik ben nog zelf in de aanval gegaan ook. Als ik me nou iets rustiger had gehouden…’’

Schipper beschouwt die tweede plaats als een van de beste prestaties uit zijn loopbaan. Maar hij weet nog wel wat meer mooie dingen op te lepelen. Zesde in de Ronde van Vlaanderen. Eindwinnaar van de Ruta del Sol in Andalusië, 1981. ,,Vorig jaar, toen Erik Dekker daar had gewonnen, stond in de krant dat hij de eerste Nederlander was. Dan hadden ze toch iets verder terug moeten kijken.’’ Ook in Spanje, in de grote nationale ronde van het land, won Schipper een rit en werd hij vijfde. ,,Vijfde in de Vuelta op vier minuten van Hinault.’’ Dat was in 1978. Alles opgeteld komt Schipper tot 37 overwinningen bij de beroeps.

Binnen de ploegen waarin Jos Schipper opereerde was hij vaak een eenling, een mannetje met net niet de kopman-status, maar wel met een vrije rol. ,,Ik deed altijd mijn werk voor die andere gasten, maar als ze door het ijs zakten reed ik mijn eigen koers. Het liefst reed ik voor Criquielion,. Bij Wickes. Criquielion zei nooit veel, maar je kon van hem op aan en je wist wat hij kon.’’

Trainen, dat kon Schipper zelf dan weer als de beste. ,,Wij hoorden van die grote mannen dat ze zo veel reden, dus wij ook. Ik stond wel eens om half vijf op, om tot zeven uur te gaan fietsen. Later op de dag had ik dan een koers in België van een kilometer of 180. En daarna trainde ik er nog tachtig bij. Dat deed ik voor de klassiekers.’’

Met Jan Aling reed Schipper eens een trainingritje in de buurt van Nice, vroeg in het seizoen. 250 Kilometer. ,,Aling wilde op het laatst nog even laten zien dat hij goed reed. Hij moest er toch af op de lange duur. Dat vond ik wel leuk natuurlijk.’’ Of die keer met Mario van Vlimmeren. ,,Het was hij eraf of ik, en op het laatst dacht hij: Schip ik heb je. Dus niet hé.’’

Een grote motor, snel herstel, dat zat allemaal wel goed bij Jos Schipper. Maar rusten? Ho maar. ,,Ik reed 120 wedstrijden op een jaar. Toen ik vijfde was in de Ronde van Spanje ging ik ook naar de Tour. En ik had de klassiekers al gereden, nog even de Ronde van Zwitserland, die van Romandië… Op de Tourmalet zat ik in de Tour mee met de klimmers, maar een kilometer of twee voor de top begon alles te dansen voor mijn ogen. Ik was op. We waren geen machines natuurlijk, maar toch deden we het.’’ En dan reed hij vaak ook nog zo’n dertig criteriums na de Tour per jaar.

Het rusten begon pas na 1984. Op 1 januari ging Jos Schipper werken ‘in de maatschappij’, zoals hij dat noemt. Hij kreeg die kans van oud-renner Tonny Stroosnijder die zelf ook koersen won. Vertegenwoordiger in de horeca werd zijn vak. Dat is het nog steeds. Specialisatie: ijs en snacks. Maar de sport werd niet afgezworen, na 1984. Eerst ging De Witte wat hard lopen, later werd hij… wielrenner. Wielervereniging Theo Middelkamp vroeg aan de oud-prof of hij de jonkies wat dingen wilde leren. Dat wilde Schipper wel, maar dan tussen de jongens. Hij ging stiekem trainen, vroeg een beetje in het geniep een licentie aan en wist iedereen te verrassen met nog twee puike amateurjaren. Schipper heeft de zeges uit die periode niet geteld, hij hecht sowieso niet zo erg aan het verleden. Aan de verwarming in het schuurtje hangen een paar medailles. Die zilveren van het NK ’80 hangt er ook bij. Een ferme Belgische beker houdt een bosje kunstbloemen overeind in de woonkamer. En zijn laatste profshirtje gaat van harte naar verzamelaar/fotograaf Henk Theuns. ,,Je had eerder moeten komen joh, ik heb bijna alles al weggedaan.’’

Op zijn 44ste stopte Schipper toch echt met koersen, vooral vanwege zijn werk. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de fiets helemaal ongebruikt blijft. Schipper rijdt zijn trainingsrondjes nog wel, vaak met Tonny Stroosnijder. Soms komt hij onderweg Cees Bal tegen. Dan trekken ze samen een eindje op. In de buurt van Hulst, waar zijn vriendin woont, pikt Schipper ook nog wel eens ergens aan. Zo raakte hij pas nog verzeild in een groepje met Tom Steels en andere beroepsrenners van nu. ,,Dan zie je ze kijken en vraagt er altijd wel eentje: Gij bent toch Schipper? Zo merk je dat je toch iets hebt neergezet.’’

Iets neergezet, dat heeft Schipper ook in de hoek van zijn woonkamer. Daar staat de computer. Dat is zijn nieuwe hobby. De oud-renner neemt plaats en tovert een e-mailtje tevoorschijn. Er gaat iets fout en hij pakt zijn cursusboek. ,,Dat zal wel opgelost worden, ja toch, niet dan? Anders heet ik geen Jos Schipper meer.’’

Uit Wieler Revue februari 2002