Joseph Bruyère, puur goud

,,Eddy, als ik hem bel en ik vraag hem voor mij iets te doen, dan zegt hij acht op tien keer ja.’’ Eddy - naar wie later de Italiaanse coureur Mazzoleni is vernoemd - die Eddy is niet op de achtergrond beland in het leven van de half-Nederlandse Waal Joseph Bruyère. Acht jaar en een half reed Bruyère in ploegen van de grote Merckx, als helper. Maar dan wel een helper met een erelijst van een hele grote.

Bij de sportdienst van de provincie Luik verdient Bruyère (55) tegenwoordig zijn geld. Wat hij daar precies doet blijft een beetje in het vage. Soms rijdt hij de auto van de gouverneur. Soms maakt de provincie gebruik van Bruyères naam om er promotie mee te maken. ,,Ik kan mijn eigen plan trekken. De gouverneur is een grote amateur van de fiets.’’

Het vage hangt sowieso een beetje boven het gesprek met de oud-winnaar, maar niemand heeft daar schuld aan. Het is de taal die het hem doet. Vroeger, in zijn koersjaren, klapte Joseph vlot Vlaams. Dat vlotte is er nu wel af. Voorkomend en serieus doet hij zijn best op zijn Nederlands, maar voertaal is het zeker niet bij hem thuis in Saint Rémy, vlak over de grens bij Maastricht. Uit Maastricht kwam weliswaar Bruyères moeder, maar aan de ‘Voie des Fosses’ spreekt men Frans en serveert Bruyères echtgenote stukken rijstevlaai waar een beetje fietser zo weer honderd kilometer op vooruit kan. Het is de vlaai van bakker Jos uit Verviers, waar Joseph het gedurende zijn loopbaan ook mee deed. ,,Door dát misschien, ik heb altijd goed gereden’’, zegt hij in zijn taaltje dat went. Dochter Regine ondertussen, print de erelijst van vader uit.

De goede knecht Joseph Bruyère won: Luik-Bastenaken-Luik in 1976 en 1978, De Omloop Het Volk in 1974, 1975 en 1980, De Ronde van de Middellandse Zee in 1975, een Touretappe in 1972 en een Giro-rit in 1976 en nog wat kleiner grut. In 1974 droeg hij drie dagen de gele trui, in 1978 acht dagen. En nog steeds praat hij graag over Eddy.

Merckx staat ook op een foto die het dressoir in de woonkamer siert, samen met Regine. Regine heeft een handicap. Ze lag een maand in coma na een rode hond-infectie en heeft er een trillende hand aan over gehouden. Ze kan ook niet zo goed zien. Fietsen doet ze graag, maar dan wel achter op een tandem. En wie zit er dan voor op die tandem, zoals de foto aantoont? Eddy. ,,Regine kan vragen wat wil, hij krijgt alles van Eddy.’’

Bruyère zelf kon ook alles krijgen van Eddy, zo wil de mare. Zelfs overwinningen. Maar zo ligt dat toch niet. Kijk naar de twee zeges in LBL. Zelf verdiend door lang op kop te rijden. ,,In 1976, ik attaqueer op honderd kilometer bij de ravitaillering. Ze zeggen in het peloton, hij kan toch niet honderd kilometer alleen doen. Eddy zit bij Maertens en Pollentier, en niemand wil achter mij rijden. Alle mannen onderweg komen uit zijn huis om naar mij te kijken. Ik heb de hele provincie achter mij. Da’s moraal hé. Ik win met vier minuten af.’’

Twee jaar later komt Bruyère opnieuw alleen over de finish op de Boulevard de la Sauvenière in Luik. In datzelfde 1978 maakt hij ook furore in de Tour, zij het met wat tegenzin. Die tegenzin ontstaat bij het Belgisch kampioenschap, vlak voor de Ronde van Frankrijk. Bruyère rijdt in de C&A-ploeg, Merckx slijt daar net zijn laatste actieve dagen. Lucien van Impe, ook C&A, heeft een gebroken sleutelbeen. De ploeg is niet top. En Bruyère valt aan in het Belgisch kampioenschap ‘om alles kapot te maken.’ Later in koers ontstaat er een kopgroep van 25 man, en wat blijkt? Geen één C&A-man erbij. Bruyère wordt boos, heel boos. ,,Ik stop, opgave, ik rijd niet meer. Als de ploeg niet rijdt, ik ook niet. Ik was in dat jaar toch al op een zetel. Ik had Luik-Bastenaken-Luik gewonnen.’’

Bruyère gaat ondanks zijn colère mee naar de Tour, en wel met een plan. ,,Ik heb gezegd, ik attaqueer alle dagen.’’ Het plan was: een etappe winnen, en dan naar huis. Maar oh wat een pech, Bruyère rijdt ineens in het geel. Het is zijn eigen schuld. In een tijdrit van Saint Emilion naar Sainte-Foye-la-Grande pikt Bruyère de tweede plek, na Hinault en voor Freddy Maertens. Hij verdient er de moeder aller koerstruien mee. Later in deze Tour zal hij nog twee keer tweede worden in een tijdrit. De vorm is er alleszins en de gele trui blijft lang om Bruyères ranke schouders hangen. Acht dagen lang.

De Col de Luitel wordt er uiteindelijk te veel aan. Een pesterig Alpje, die Luitel, een smalle asfaltweg door een begroeide omgeving, met zijn tien kilometer lengte niet eens zo lang en met zijn 1262 meter hoogte niet eens zo hoog, maar wel steil, vervelend en onderschat. Bruyère verliest er twaalf minuten op de besten die dag, onder wie Michel Pollentier, die bovenop Alpe d’Huez de rit wint, maar zijn truc speciale moet opvoeren bij de dopingcontrole. ,,Voor mij was het gedaan voor de ronde te winnen. Spijtig voor mij ik was niet op het podium in Parijs; vierde op negen minuut.’’

Toch is Bruyère na zijn verlies op de Luitel niet aan het einde van zijn krachten. Hij zal nog twee keer tweede worden; eerst in de etappe Morzine-Lausanne, na Gerrie Knetemann, en twee dagen later in de tijdrit Metz-Nancy, weer na Hinault. Foto’s uit die Tour laten zien hoe Bruyère kan afzien als geen ander. Weinig renners doen zo sterk denken aan de Calvarieberg, als de goede Joseph. Bruyère kan erg smartelijk kijken.

Dat doet hij soms nog steeds een beetje, als zijn gezondheid ter sprake komt bij voorbeeld. Zijn rug is niet meer goed en de longen zijn gegrepen door bronchitis. Veel miserie, zegt Bruyère, veel miserie en weinig geld. In 1980 reed hij zijn laatste jaar bij Marc-Carlos. Het seizoen begon goed, blijkens het verslag uit Wielerrevue van 14 maart 1980. ,,Joseph Bruyère was eigenlijk al lang afgeschreven. Maar diezelfde afgeschreven Bruyère stond na 216 weinig opwindende kilometers van de openingsklassieker Omloop Het Volk wel op de hoogste trede van het erepodium na een even geslaagde als verrassende solo-aanval in de laatste tien kilometer.’’

Later dat jaar zal Bruyère stoppen, niks geen moraal niet meer. Hij raakt verwikkeld in een gerechtelijke procedure over achterstallige centen. ,,Ik ben aan het tribunaal geweest. Het duurde tien jaar. Wat ik heb gewonnen, niks. Ik heb alles aan de advocaat gegeven.’’

Maar afgeven op de wielrennerij is er niet bij. Regelmatig wordt Bruyère nog op de koers gesignaleerd. Met zijn vrouw kijkt hij naar de wedstrijden op televisie. Pas nog, Milaan Sanremo. ,,Ik zeg tegen mijn vrouw, Bettini gaat, maar dat is iet de moment. Bij het kerkje, dat is de moment. Op oefenkamp vroeger met Eddy elke dag we moeten de Poggio op en af. Ik weet dat.’’

Met Eddy en met Bennie Ceulen – ‘mijn beste vriend in Nederland’ - en met Huub Harings uit Sibbe en nog zo wat vrienden, rijdt Joseph één keer per jaar een rondje van een kilometer of vijftig, de ‘randonnée Merckx-Bruyère.’ Het vertrek is boven aan de mijn, en dan gaat het verder over de heuvels. Mooi werk. Bruyère lacht zijn tanden bloot. Links- en rechtsboven blinkt iets. Puur goud.

Uit Wielerrevue mei 2003