Jan van Katwijk maakt lange dagen

Jan van Katwijk staat een klant te woord. De klant heeft een mountain bike op het oog, maar er is iets mee. ,,Ik verkoop hem graag, maar hij is te klein voor jou.’’ Een andere – onervaren - klant komt binnen voor een koersbroek. Zonder spot of glimlach geeft Van Katwijk één van de geheimen van de wielrennerij prijs. ,,Onder een broek met zeemleer moet je geen onderbroek aantrekken.’’ De glimlach komt pas als de man weg is.

Jan van Katwijk (56), prof tussen de tweede helft van 1968 en 1978, startte vier keer in de Tour, vijf keer in de Ronde van Spanje, en heeft nu een wielerzaak in Aalst-Waalre. Hij maakt lange dagen in deze tijd van het jaar want de toerrijders komen weer allemaal langs met hun karretjes voor een onderhoudsbeurt. Zelf fietsen schiet er zo nog wel eens bij in, terwijl twee keer per week toch het minimum is. ,,Ik ken gewoon niet zonder fietsen, of in ieder geval niet zonder sporten.’’

Na zijn actieve wielerloopbaan ging Van Katwijk hard lopen, maar dat was niet best voor zijn knieën. Hij reed ook vijf jaar lang crosses op een motor, en dat was dan weer niet goed voor zijn benen. Hij brak er twee. Maar toch wel een goede uitlaatklep, dat motorcrossen. ,,Lekker rausen. In het begin lig je meer naast de motor dan dat je erop zit.’’

Fietsen leerde Jan thuis, op de boerderij in Oploo. Met zijn elven waren ze daar, zes meiden en vijf jongens. Ze zetten de keukendeur open en reden hun rondjes deels door het huis. In het Peeldorp was er niet veel meer te doen dan wielrennen of voetballen, en de fanfare natuurlijk. ,,Oew eige te pletter blazen mee carnaval.’’

Voetballen deed Jan - de oudste van de drie fietsende broers Jan, Piet en Fons - voetballen deed hij ook nog een tijdje, maar dat beviel niet. Voetballen is een teamsport, en binnen de ploeg waren er ‘verschillende inzetten.’ ,,De een veegt er flink tegenaan en de ander laat het erbij zitten. Ik was nogal fanatiek. Ik wilde altijd winnen.’’

Winnen was er in het wielrennen eerst niet bij. Bij de aspiranten - de nieuwelingen van tegenwoordig - kon Van Katwijk in zijn eerste jaar niet veel laten zien. ,,Ik begon met eraf gereden te worden.’’ Maar doorzetten bracht vooruitgang. Moeiteloos somt Van Katwijk de aantallen zeges op die hij bij de amateurs behaalde. Eerst twee, toen zeven, vervolgens tien en daarna vijftien op een jaar. De vijftien overwinningen kwamen tot stand in 1968, het jaar dat Van Katwijk net niet werd geselecteerd voor de Olympische ploeg die in Mexico goud zou gaan winnen in de ploegentijdrit van honderd kilometer. Toen hij daar buiten de boot viel was er geen reden meer om nog amateur te blijven, en kon Van Katwijk terecht bij de ploeg van Willem II – Gazelle. Hij zou ook nog rijden voor Goudsmit-Hoff, IJsboerke, Alsaver-Jeunet-De Gribaldy, TI Raleigh, Carpenter-Splendor-Zeepcentrale en Marc Zeepcentrale-Superia.

De verhalen uit de proftijd tijd zijn talrijk, en het is niet verwonderlijk dat de Tour de France veel ruimte inneemt in het geheugen van Van Katwijk.

Tour 1976, Van Katwijk valt uit. ,,In de rit naar Alpe d’Huez kreeg ik een patat. Ik was eigenwijs, had geen pet opgezet en liep een zonnesteek op. Onze Piet heeft me naar boven geduwd. Een dag later kregen we na vijf kilometer een bocht naar links, en daar begon de eerste klim alweer. Ik heb de hele dag gezwalkt, want ik was nog niet hersteld. Onderaan de laatste berg van de dag kregen we het bericht dat het kiele kiele zou worden met de tijdslimiet, maar ik kon niet harder. Onze Piet, die heel de dag bij me was gebleven, reed op de laatste klim door. Hij was net te laat, en ik ruim. Dat was wel wrang voor onze Piet. En meneer Post was niet blij.’’

Tour 1970: ,,In de rit naar Montpellier hadden Rinie Wagtmans en ik een plannetje in elkaar gestoken. De aankomst was op een sintelbaan en Rinie zegt: ‘als jij zorgt dat ik als eerste die baan op draai, dan win ik.’ Dus zo deden we het, maar toen Rinie weg was kreeg ik de aanvallen van Jan Janssen en Walter Godefroot te verduren. Ze wilden erlangs en kwamen te vallen. Sturen op de ‘assepiest’ was een vak apart. Ik viel zelf ook door Godefroot en brak mijn duim. Daar heb ik die Tour mee uitgereden. Dat ging wel.’’

De Tour de France 1971, de befaamde etappe van Revel naar Luchon, door de Pyreneeën. Van Katwijk, de niet-klimmer, gaat er meteen vandoor omdat hij voor zijn katholieke moeder als eerste door bedevaartplaats Lourdes wil komen. Dat lukt ook. Op de Col de Mente rijdt de latere etappewinnaar José-Manuel Fuente van hem weg. Merckx stoomt op. ,,Ik zag hem komen. Ik geloof dat hij zowat elke kilometer demarreerde. Toen hij me voorbij reed, met Joop erbij, heb ik Joop een zet gegeven. In de afdaling van die berg valt Ocaña in zijn gele trui. Het was beestenweer. De modder en de keien stroomden over de weg. Ik moest remmen met mijn schoenen over de grond, want met die centre-pull-remmekes van die tijd, had ik geen vermogen meer. Ik zag Ocaña liggen in zijn gele trui. Dat maakte veel indruk.’’

Zo zijn er meer dingen. Die keer dat Eef Dolman op twee lekke banden voorbij kwam in een afdaling in de Ronde van Andalusië, waar Van Katwijk net de leiderstrui was kwijtgeraakt, bij voorbeeld. Maar dat is allemaal verleden dat op verzoek nog eens naar voren gehaald wordt. Het heden van Van Katwijk is ook een en al fietsen, en niet alleen vanwege de winkel. Van Katwijks zoon Alain heeft dit jaar onderdak gevonden bij de amateurploeg van Jelle Nijdam en Cor Bloks. De afgelopen jaren kwam er bij Alain niet helemaal uit wat er in zit, zegt Jan. ,,Talent genoeg, alleen zijn discipline.’’

Twee jaar lang trok Jan zijn handen af van de begeleiding van zijn zoon. ,,Ik dacht dat het niet meer werkte. Hij kwam bij amateurploegen in aanraking met mensen die een andere mening hadden dan ik, en werd een beetje eigenzinnig. Privé begon het te wringen, en dat had ik er niet voor over.’’

Maar het komende seizoen pakken Van Katwijk senior en junior de draad samen weer op. Als Alain nog wil doorbreken naar de profs, dan moet het dit jaar gebeuren. De nadruk zal komen te liggen op snelheid en tactiek. ,,Als Alain goed is en je geeft hem vijf meter in de finale, dan zie je hem niet meer terug. Hij kan heel hard rijden.’’

Qua tactiek was het niet veel met zijn zoon de laatste jaren, zegt Van Katwijk rechtuit. Nou ja, niet veel. ,,Het was helemaal niks. Aanvallen, aanvallen, aanvallen en aan het eind met lege handen staan. Dat had maar één oorzaak: een gebrek aan zelfvertrouwen. Hij was zo bang om de goede slag te missen, dat hij met alles mee sprong.’’

Het idee van Van Katwijk senior dat een renner een tactisch plan moet hebben, dat idee zal hij verder overbrengen op zijn zoon, zoals hij dat eerder al deed als ploegleider van de vroegere amateurploegen van R&B Glas en Mindex. ,,Je moet je eigen weg kunnen gaan en je niks op laten leggen. Hoe hoger je komt in het wielrennen, hoe meer je dat nodig hebt.’’

Deze winter hebben vader en zoon Van Katwijk hun gezamenlijke trainingen hervat, pa op de brommer. ,,Koud!’’ Koud was het ook een paar weken geleden toen Jan met zijn broers Piet en Fons een mountainbike-tochtje maakten door het bos. Dat doen ze regelmatig. ,,Fons traint nog het meest, hij is de beste.’’ Maar koud dus. ,,Mijn derailleur was kapot, de anderen waren al weg, en toen vroor ook nog mijn pignon nog vast. Ik stond daar in mijn eentje midden in het bos. Toen heb ik maar over die pignon heen gepist. Kon ik tenminste weer verder.’’

Uit Wielerrevue april 2003