Fons de Wolf loopt liever hard

Fons de Wolf komt van ver, van achterin de winkel. Die winkel staat vol bloemen. Toch is het hier niks vrolijk. De Wolf heeft een begrafenisgezicht op. Dat past ook wel. Het is hier de uitvaartonderneming van zijn vrouw, en De Wolf werkt er. Buiten flakkeren tuinkaarsen op de oprit naar het mortuarium. Er schuiven schimmen door de vroegdonkere avond.

‘Ja’, zegt Fons de Wolf, ,,ik had nog willen bellen dat het interview vandaag niet door kon gaan, want er is een vrouw van twintig verongelukt, met haar kindje erbij. En nu zijn de vader van de vrouw en een paar familieleden achter bij de overschotten. Maar komaan, gaat zitten, iets te drinken?’’

Het is geen alledaagse entree bij Fons de Wolf, winnaar van de Ronde van Lombardije 1980, Milaan - SanRemo 1981, Omloop Het Volk 1982 en 1983, een Tourrit in 1984, een rit in de Vuelta 1985. Keurig verdeelde De Wolf destijds zijn grootste overwinningen over zijn beste seizoenen, elk jaar één. Keurig verdeelt hij tegenwoordig zijn gelaatsuitdrukkingen. ‘Somber’ staat voor ‘werk.’ ‘Vrolijk’ past beter bij praten over de koers.

Het was nog even zoeken naar Dworp, dorp aan de rand van Brussel. De doorgaande weg in het plaatsje leidt naar de Alsemberg en heet dan ook Alsembergsesteenweg. Precies daar hebben Kristel de Wolf en haar man hun nering.

In het keukentje achter de winkel valt er te praten. De stijlvolle renner van weleer wijst lachend op twee gedroogde worsten die aan de muur hangen. ,,Honger?’’ En hup, daar komen de worsten van hun haak. ,,Dorst?’’ En hop, de oud-kampioen schenkt zorgvuldig een Duvel in. ,,Uit mijn geboortedorp, Breendonk.’’

De Wolf gaat er even voor zitten. Hij vat zijn loopbaan samen in een paar zinnen. Milaan - SanRemo was zijn bekendste overwinning, de Ronde van Lombardije de mooiste, de Tour was niet zijn favoriet, en door de rivaliteit Daniel Willems/De Wolf hebben beide renners veel verloren.

De eerste keer dat De Wolf goed in de belangstelling kwam van een breed publiek was nog in zijn amateurtijd, toen hij lang voorop reed in het wereldkampioenschap van 1978 maar voor de meet weer werd bijgehaald. Lomme Driessens herkende het talent en was er rap bij. Hij haalde De Wolf naar de profs, naar BouleOr. Dat was in 1979. Toen De Wolf in 1990 stopte als beroepsrenner had hij ook nog gereden voor Vermeer Thijs, Bianchi, EuropDecor, Fagor, Skala-Skil en ADR. Met geen enkele ploegleider had hij echt goed contact, zegt hij veertien jaar later. ,,Lomme Driessens bemoeide zich te veel met mijn privé-leven. Alleen met Ben van Erp kon ik goed opschieten. Die zou door een muur gelopen zijn. Als die een hand gaf… Maar met de komst van Roger Swerts destijds bij Skala, mocht Van Erp opkrassen.´´

Lomme Driessens had na het vertrek van De Wolf bij zijn ploeg, meteen zijn woordje klaar over zijn vroegere oogappel. ,,De Wolf heeft geen flair en zal daarom nooit een grote worden. Hij bereidt zich niet serieus voor op een koers. Hij zal ook nooit zeggen: dit is mijn wedstrijd, die zal ik winnen.’’ De Wolf beaamt het, en zit er niet mee. ,,De pers is er ook altijd bij om te zeggen dat ge er met uw klak naar gooit. Dan begin je zelf te twijfelen. Mijn gezondheid was ook niet goed genoeg. Mijn rode bloedcellen waren altijd te laag. Ik zou nou mogen bijnemen.’’

De grote roem, het zal wat. Wielrennen is een mooi vak, maar zwaar. En als het middenin het seizoen eens wat veel werd allemaal, dan kon De Wolf heel goed even wat gas terugnemen. Ook in de koers was De Wolf niet een man die het moest hebben van stug doorgaan, nooit opgeven, geweldig afzien. Vandaar ook die lichte afkeer van de Tour. ,,De Tour was een verplichting voor de meeste renners. Er waren renners bij die expres buiten de tijd probeerden te rijden om naar huis te kunnen. Als er een valpartij was, gingen ze er bovenop liggen. Op het eind van de Tour komen de slechte kantjes van de mensen boven, dat is niet altijd prettig om mee te maken.’’

Ook in de finale van Luik-Bastenaken-Luik 1982 stak volgens De Wolf een slecht kantje van een collega de kop op. De Wolf was die dag veruit de beste, dat was aan alles te zien. ,,Het is niet altijd omdat je hard strijdt, dat je wint. Ik was die dag té goed. Het ging fout doordat iemand zijn woord had gegeven en gebroken. Criquielion was dat. Wij zouden elkaar in de kopgroep niet in de wielen rijden, maar een kilometer voor de meet sprong hij weg. Daarna heb ik nog verkeerd gespurt, op de veertien. Contini won. Voor Criquielion heeft het breken van zijn belofte zijn doem gehad, want hij heeft Luik-Bastenaken-Luik nooit kunnen winnen. We hebben er onderling niet meer over gesproken.’’

De Wolf zit op zijn praatstoel. Af en toe kijkt hij met een schuin oog naar buiten, naar de mensen bij het mortuarium. Echtgenote Kristel komt er ook bij zitten om te kunnen kijken of buiten alles goed gaat. De kinderen Jana (15) en Kaj (17) laten zich even zien. De Wolf praat over zijn plaats in het peloton. Hij zat vaak van achteren. ,,Ik kon niet wringen in het peloton. Ik zat óf van voren, of achterin. Achterin is minder kans op valpartijen, maar als je daar zit moet je wel twee coureurkes bij je hebben die je weer naar voren kunnen rijden als het nodig is. Bij mij waren dat vaak Pol Verschueren en Adrie van Houwelingen.’’

Peter van Petegen heeft er koersen door verloren, door dat achterin tijden, haalt De Wolf aan. En hij zelf dan? Ach, het is niet altijd door slecht te rijden dat je verliest. ,,Ik heb meer verloren doordat Daniel Willems en ik vaak op elkaars wiel zaten. Toen Hennie Kuiper de Ronde van Vlaanderen won bij voorbeeld, in 1981, toen waren wij de besten, maar we lieten elkaar verliezen.’’

Zo praat De Wolf met groot gemak en zonder spijt over de dingen zoals ze waren. De koers zit hem nog in het bloed, maar tegelijkertijd heeft hij er afstand van genomen. Niets in zijn huis herinnert nog aan de tijd van toen. Alle spullen zijn de deur uit. ,,Met een beker ga je niks kopen.’’

Een paar jaar geleden was De Wolf op voorspraak van Marc Sergeant nog even terug in het peloton, als asssistent bij Mapei voor een jaar en bij Domo voor een half jaar. Daarna legde hij zich weer volledig toe op zijn zaak. Zelf fietsen komt er niet zo vaak meer van. Nog een keer of twee, drie per jaar, dan is het op. ,,Op een Merckx-fiets, uit respect voor Eddy.’’

Eddy Merckx, zeven keer Milaan – SanRemo. Fons de Wolf,, één keer, in 1981. Vlak voor de top van de Poggio, op acht kilometer van de meet, demarreerde hij. Moser, Saronni, Raas, ze hadden hun redenen om niet te reageren, en De Wolf vloog. ,,Iedereen kent De Wolf van die SanRemo’’, zegt hij nu. Maar om nou te zeggen dat De Wolf dus elk jaar weer aan de buis gekleefd zit te kijken naar het verslag van ‘zijn’wedstrijd, nee. Dat niet. ,,Als ik kijk heb ik te veel adrenaline. Ik ga dan liever hardlopen. Dat ontspant meer.’’

Uit Wielerrevue