Bert Boom zit niet stil

Donderdag 21 augustus 2003. De Ronde van Nederland doet Denekamp aan, in Twente. Schoolkinderen onthullen een fietstunnel aan de rand van het dorp met de naam van Denekamps beroemdste zoon erop. De Hennie Kuiper fietstunnel. In de middag wordt er een tijdrit gereden. Ondertussen zitten in de vip-tent zitten veel oostelijke fietsers van naam en faam bij elkaar. Jos Lammertink is er. Gerrit Scheffer. En Bert Boom.

Bert Boom. In de ochtend was hij wat verlaat op de afspraak met Wieler Revue, bij hem thuis in Enter. Boom moest plots naar de dokter met een zeer scheenbeen, en dat liep wat uit. Het zere been kwam voort uit een ongeluk. Een fietsongeluk. Sinds zijn grote afscheid bij Shimano zit Bert weer elke dag op zijn fiets, eerst een tijdje op een gewone want zijn rug is wat versleten, en na een paar weken weer op het karretje met het kromme stuur. Tijdens een van die ritjes was het mis gegaan. Boom was geschept door een auto. Een voorbijgangster had hem gevraagd: ,,Wat is hier gebeurd?” Bert Boom had geantwoord: ,,Dat weet ik niet, ik lig hier net.’’ De automobilist had gevraagd of hij Bert naar huis moest brengen. Bert had geantwoord: ,,Nee dank u, ik heb al verkering.’’

Truus Boom had tijdens het wachten op Bert koffie gezet en gezelschap gehouden. Ze had verteld dat Bert zijn leven lang zo vaak van huis was. Eerst als wielrenner, later als mecanieker bij profploegen, later als promotor van Gazelle en Shimano, later als technisch assistent van rolstoelbasketballers en de blinde tandemrenner Jan Mulder. Met de gehandicapten was Boom al in Atlanta geweest op de Olympische Spelen, in Kaapstad, in Sardinië, Canada, Japan, van alles. En op de vraag of het Bert nou een beetje meeviel, dat pensioen, had Truus Boom geantwoord: ,,Nee, het valt tegen.’’

Bert Boom is een broer van Hans en Henk, die beiden fietsten. Bert Boom is de vader van Bart, die fietst en twee jaar geleden de Ronde van Overijssel heeft gewonnen. Bert Boom was de technische man van Hennie Stamsnijder, die fietste door de modder. Bert Boom is de technisch begeleider van Hennie Kuiper als die vandaag de dag fietst met grote gezelschappen tegen Alpe d’Huez op. En Bert Boom is wereldkampioen natuurlijk.

Wereldkampioen stayeren, Brno, 1969. Boom was in de vorm van zijn leven en won. Cees Stam twee. Als Boom anno 2003 over dat wereldkampioenschap vertelt, vertelt hij niet over de wedstrijd, maar over de huldiging in Enter en over het telegram.

Tegenover de woning van de kersverse wereldkampioen waren huizen met balkons. Op een van die balkons stonden dertien mensen. Ze wilden alles goed zien, maar het balkon brak af. Er vielen gewonden. De drie aanwezige muziekkorpsen speelden niet meer. Het feest barstte nooit meer los. ,,Dat was toen wel even jammer hoor’, zegt Truus Boom.

Het telegram na Brno 1969 kwam van de Commissaris van de Koningin. ,,Hartelijk gefeliciteerd met uw wereldkampioenschap in Borne’, stond erop.

Die topvorm van Brno, die was er niet zomaar ineens gekomen. Boom was al jaren aan het fietsen voordat hij zijn bekendste overwinning boekte. Vooral als baanrenner is Boom bekend geworden – hij werd drie keer Nederlands kampioen achter de zware motoren - maar ook op de weg kon hij heel hard fietsen. Hij leerde het in het oosten van het land.

Fietsen in het oosten van het land, dat was in die vroege jaren zestig iets bijzonders. De meeste wielrenners kwamen uit het zuiden. Daar waren ook het meeste wedstrijden. Als nieuweling won Boom eens de ronde van het Sint Michielsgestel, in Brabant. Zo’n zege leverde in die dagen nog een heel groot stuk op in de oostelijke kranten. Later zouden volle bussen met supporters hem achterna rijden als hij moest meedoen aan de Acht van Chaam.

De renners zelf reden in dit tijd nog op de fiets naar de wedstrijden. Van Overijssel naar Zuid-Limburg of België, dat was maar heel gewoon. En na de koers ook gewoon weer terug. Onderweg melkten ze desnoods de koeien in de wei. Kwamen ze thuis met boter in de bidon.

Als ze geluk hadden en in de koers wat premies hadden kunnen pakken, sliepen ze ook wel eens in een pensionnetje, voor drie gulden per nacht. Als ze pech hadden, lagen ze dan naast de jukebox. Of vroeg de pensionhouder waar ze vandaan kwamen. ,Uit het oosten? Wilt u dan vooruit betalen?’’ Dat had dan weer te maken met die ene oostelijke renner die wel eens wegsloop zonder af te rekenen.

Zevenentwintig jaar zat Bert Boom, op de fiets. Hij reed op de baan, criteriums, klassiekers. In zijn eerste Ronde van Drenthe werd hij tweede, in zijn tweede derde. In de Ronde van Overijssel werd hij ook derde. Hij had die dag kunnen winnen, ‘maar de zenuwen sloegen in mijn poten.’

In het Nederlands Kampioenschap voor amateurs werd Boom eens vierde, in Zandvoort, met een paar honderd man aan de start. Hij volbracht toch zeker een paar honderd wedstrijden op de weg, kreeg eens het aanbod om beroepsrenner te worden, maar bedankte vriendelijk. ,,Je werd in die tijd aangenomen als knecht, en moest je dan eerst maar eens twee jaar uit de naad rijden voor een ander. Daar had ik geen trek in.’’

Booms laatste koers was in 1980 te Zutphen, als 42-jarig veteraan. Boom kreeg het aan de stok met een tegenstrever. ,,Ik sloeg hem radicaal van de fiets af. Tegen de jury zei ik: ‘Voordat jullie beginnen, schors me maar een dag. Morgen stop ik’.’’

Het was een abrupt einde, dat al eerder had kunnen komen. Zevenentwintig jaar geleden werd Boom geopereerd aan een hersentumor. Na die zware ingreep klom hij toch weer op de fiets. ,,Een half jaar later won ik het wk voor veteranen in Sankt Johann. Op 42-jarige leeftijd heb ik ook nog eens achter de motoren op de baan gereden. Ik had de verkeerde gangmaker maar werd toch nog vierde op het Nederlands Kampioenschap. Als ik derde was geworden had ik nog naar het wk gemogen. Dat had ik wel leuk gevonden.’’

In 1980, na zijn actieve loopbaan, kon Boom doorgaan met de promotie-activiteiten die hij voor Gazelle al deed sinds zijn wereldtitel van 1969. Hij ging verder met - onder meer -  lezingen geven, ‘met diaatjes en overhead sheets.’ ,,Daar heb ik een beetje naam mee opgebouwd. Door het fietsen had ik al geleerd mezelf uit te drukken in het openbaar. Ik heb er een dosis lef van gekregen.’’

Voor Gazelle reisde Boom ook het land door en stond hij op beurzen. ,,Op een beurs moet je beweging hebben, je moet er iets doen om aandacht te trekken. Ik stond vaak fietsen op te bouwen. Op een dag hadden ze in de stand naast ons een papegaai in een kooi. Ik ben vrienden met dat beest geworden en heb hem een woord geleerd: ‘Gazellig!, Gazellig!’’

Ook in 1980 begon Boom een eigen fietsenzaak in Enter, met een eigen fietsenmerk; Bert Boom Race. Het liep redelijk, maar toen hij in 1987 de kans kreeg om bij Shimano als vertegenwoordiger aan de slag te gaan, zat de winkel net in een dipje. Des te gemakkelijker was het om op het aanbod van het Japanse merk te aanvaarden. In mei dit jaar nam hij er afscheid. Er kwamen driehonderd mensen Bert de hand schudden, maar van het toneel verdwenen is hij allerminst. Twee dagen per week verzorgt hij toch weer presentaties voor Shimano. Hij is op uitnodiging toegetreden tot de prestigieuze Club van 48, blijft de hort opgaan met gehandicapte sporters en andere losse dingen doen. Stilzitten achter de geraniums? Bert Boom niet.