Bart Zoet heeft zijn monument

De Bart Zoet was een café in Bergen op Zoom, op het Catharinaplein, waar veel mensen nog herinneringen aan hebben. Die herinneringen kunnen ze ophalen bij het lezen van het boek van Volkskrant-journalist Gijs Zandbergen. Het heet ‘Het zure leven van Bart Zoet.’

Bart Zoet was wielrenner en niet eens een hele grote, al staan de vijf Olympische ringen dan op de vervallen grafsteen in zijn geboorteplaats Sassenheim, waar hij sinds 1992 onder ligt. De ringen verwijzen naar de Spelen van 1964 in Tokyo. Zoet won er goud op de honderd kilometer ploegentijdrit, samen met Gerben Karstens, Jan Pieterse en Evert Dolman. Karstens en Zoet waren de sterkste twee die dag. Ze kenden elkaar al sinds ze in de jeugdcategorie reden voor wielervereniging Swift in Leiden. Karstens had in de loop der jaren enige invloed verworven op de onstuimige Zoet, en dat kwam in de ploegentijdrit goed van pas, want als Zoet het op zijn heupen kreeg reed hij in deze discipline zo hard dat zijn ploegmaats moesten afhaken. Dat leverde dan uiteindelijk verlies op. Alleen als Karstens er met zijn grote mond iets van zei, wilde dat wel helpen.

Na het Olympisch succes werd Zoet beroepswielrenner bij de Televizier-ploeg van Kees Pellenaars. Het is hem nooit voor de wind gegaan in het profmilieu. Zoet was te gevoelig voor de keiharde wereld van het beroepsfietsen. De sfeer was er niet ongedwongen en gezellig, en een beroepsrenner die niks opeiste, kreeg ook niks. Zoet was niet zo opeiserig. Toch bleef hij wel zijn koersen winnen als prof, maar dan niet de grote koersen. De Ronde van Dinteloord twee keer, Borgerhout en Buggenhout, Schellebelle en Schiedam, van dat kaliber. Met als uitschieter een ochtendetappe in de Dauphiné Libéré (1966).

Vooral als de muziek over het parcours schetterde en er volop volk langs de kant stond, was Zoet niet meer te houden. In criteriums reed hij bovendien ook nog eens sneller door de bochten dan iedereen. Volgens Jan Janssen won hij in elke bocht vijf meter op de rest.

Na zijn huwelijk met Marjan van der Vlugt streek Zoet neer in Waarde in Zuid-Beveland, om van daaruit sneller bij de Belgische koersen te kunnen zijn. In 1970 belandde hij in Bergen op Zoom, aan het eind van zijn koerscarrière. Hij was toen pas 27.

In De Bart Zoet in Bergen op Zoom kon Zoet zijn draai beter vinden dan in het profmilieu. Hij kon goed omgaan met zijn klandizie, stampte het voetbalteam De Zoetboys uit de grond, tapte bier en dronk er zelf ook een glaasje of zeventig per avond van. Zo schrijft althans Gijs Zandbergen, die er wel bij vermeldt dat Zoet de gewoonte had het laatste bier uit zijn glas steeds weg te gooien omdat dat volgens hem zo hoorde. Zeventig bier, dat was het begin van het einde voor Zoet. Zijn vrouw Marjan keerde hem na een stormachtige affaire met beroepswielrenner Kees Bal de rug toe, om in een latere levensfase eerst aan te leggen bij Ad Ploeg, de VVD-staatssecretaris voor Landbouw, en later bij Cees Goekoop, burgemeester te Leiden. Waar Marjan het hogerop zocht, gleed Bart alleen maar af, zij het langzaam en niet te opvallend. In 1978 vertrok hij uit Bergen op Zoom, om in 1992 te sterven aan alcoholisme, verdriet, eenzaamheid en een erfelijke hartkwaal. Zoet mag dan een betrekkelijk onbeduidend renner geweest zijn, het verloop van zijn leven rechtvaardigt wel drie keer het verschijnen van dit boek. Zandbergen heeft een monument willen oprichten voor Zoet. Na gesprekken met 88 mensen is hem dat gelukt.

Het zure leven van Bart Zoet, Gijs Zandbergen, 142 bladzijden, Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, € 14,90.

Uit BN/DeStem juli 2002